In deze zaak heeft Corium B.V. op 9 oktober 2020 een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het verzoek hield in dat er een onderzoek moest worden ingesteld naar het beleid en de gang van zaken van Lederland Nederland B.V. over de periode vanaf 2018. Daarnaast vroeg Corium om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de schorsing van Woongaard als bestuurder van Lederland en de benoeming van een derde persoon als zelfstandig bevoegd bestuurder. Lederland c.s. hebben hierop gereageerd met een verzoek om Corium niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, en hebben voorwaardelijk een zelfstandig verzoek ingediend om Corium te schorsen als bestuurder en haar aandelen over te dragen aan een beheerder.
De zitting vond plaats op 19 november 2020, waar de advocaten van beide partijen hun standpunten toelichtten. De Ondernemingskamer heeft partijen de gelegenheid gegeven om in onderling overleg tot een oplossing te komen, maar dit leidde niet tot overeenstemming. Op 15 juni 2021 heeft mr. Van Meegdenburg aan de Ondernemingskamer gemeld dat partijen geen minnelijke regeling hebben bereikt en verzocht om een beschikking. Corium heeft op 16 juni 2021 haar verzoek ingetrokken, wat door Lederland c.s. werd gezien als misbruik van recht, maar zij gaven aan geen bezwaar te hebben tegen de intrekking.
De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat Corium vrij is om haar verzoek in te trekken, en dat er geen sprake is van misbruik van recht. Aangezien het zelfstandig verzoek van Lederland c.s. voorwaardelijk was, en aan die voorwaarde niet was voldaan door de intrekking van Corium, heeft de Ondernemingskamer geoordeeld dat Lederland c.s. geen verzoek hebben gedaan. De Ondernemingskamer heeft besloten Corium niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en haar te veroordelen in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 4.102. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 2 juli 2021.