ECLI:NL:GHAMS:2021:2246

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
200.284.331/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken van Lederland door Corium B.V.

In deze zaak heeft Corium B.V. op 9 oktober 2020 een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het verzoek hield in dat er een onderzoek moest worden ingesteld naar het beleid en de gang van zaken van Lederland Nederland B.V. over de periode vanaf 2018. Daarnaast vroeg Corium om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de schorsing van Woongaard als bestuurder van Lederland en de benoeming van een derde persoon als zelfstandig bevoegd bestuurder. Lederland c.s. hebben hierop gereageerd met een verzoek om Corium niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, en hebben voorwaardelijk een zelfstandig verzoek ingediend om Corium te schorsen als bestuurder en haar aandelen over te dragen aan een beheerder.

De zitting vond plaats op 19 november 2020, waar de advocaten van beide partijen hun standpunten toelichtten. De Ondernemingskamer heeft partijen de gelegenheid gegeven om in onderling overleg tot een oplossing te komen, maar dit leidde niet tot overeenstemming. Op 15 juni 2021 heeft mr. Van Meegdenburg aan de Ondernemingskamer gemeld dat partijen geen minnelijke regeling hebben bereikt en verzocht om een beschikking. Corium heeft op 16 juni 2021 haar verzoek ingetrokken, wat door Lederland c.s. werd gezien als misbruik van recht, maar zij gaven aan geen bezwaar te hebben tegen de intrekking.

De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat Corium vrij is om haar verzoek in te trekken, en dat er geen sprake is van misbruik van recht. Aangezien het zelfstandig verzoek van Lederland c.s. voorwaardelijk was, en aan die voorwaarde niet was voldaan door de intrekking van Corium, heeft de Ondernemingskamer geoordeeld dat Lederland c.s. geen verzoek hebben gedaan. De Ondernemingskamer heeft besloten Corium niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en haar te veroordelen in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 4.102. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 2 juli 2021.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.284.331/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 2 juli 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORIUM B.V.,
gevestigd te Breda,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. S.J.B. Drijber, kantoorhoudende te Velp,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEDERLAND NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Leusden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEDERLAND BENELUX B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mrs. A.W. van Meegdenburgen
P.B.J. Van den Oord, beiden kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WOONGAARD HOLDING B.V.,
beide gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. A.W. van Meegdenburgen
P.B.J. van den Oord, beiden kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als Corium;
  • verweersters als Lederland Nederland en Lederland Benelux en tezamen als Lederland;
  • belanghebbenden als [A] en Woongaard;
  • verweersters en belanghebbenden tezamen als Lederland c.s.

1.Het verloop van het geding

1.1
Corium heeft bij verzoekschrift van 9 oktober 2020 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Lederland over de periode vanaf 2018, als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure Woongaard te schorsen als bestuurder van Lederland en een derde persoon te benoemen tot zelfstandig bevoegd bestuurder van Lederland, met veroordeling van Lederland in de kosten van het onderzoek en van de procedure.
1.2
Lederland c.s. hebben bij verweerschrift van 5 november 2020 de Ondernemingskamer verzocht Corium niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek althans haar verzoek af te wijzen. Tevens hebben zij daarbij voorwaardelijk – in het geval enig verzoek van Corium wordt toegewezen – bij wijze van zelfstandig verzoek, de Ondernemingskamer verzocht als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure Corium te schorsen als bestuurder van Lederland en de door Corium gehouden aandelen in Lederland over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder. Lederland c.s. hebben verzocht Corium te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.3
De verzoeken zijn behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 19 november 2020. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde – aantekeningen en onder overlegging door mr. Drijber van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere producties 18 tot en met 21. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. De Ondernemingskamer heeft, om partijen de gelegenheid te bieden in onderling overleg een oplossing voor hun geschil te bereiken, op eenparig verzoek van partijen de zaak aangehouden.
1.4
De Ondernemingskamer heeft op verzoek van Corium aan partijen een proces-verbaal doen toekomen van het verhandelde ter zitting van 19 november 2020.
1.5
Mr. Van Meegdenburg heeft bij brief van 15 juni 2021 de Ondernemingskamer gemeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een minnelijke regeling en haar verzocht een beschikking te wijzen.
1.6
Mr. Drijber heeft hierop bij brief van 16 juni 2021 de Ondernemingskamer gemeld dat Corium haar verzoek intrekt.
1.7
Mr. Van den Oord heeft bij e-mail van 18 juni 2021 de Ondernemingskamer gemeld dat Lederland c.s. geen bezwaar hebben tegen de intrekking, hoewel deze volgens hen kwalificeert als misbruik van recht. Niettemin verzoeken Lederland c.s. de zaak voort te zetten voor wat betreft hun (voorwaardelijk) zelfstandige verzoek. Zij wensen in de gelegenheid te worden gesteld hun zelfstandig verzoek te wijzigen, in die zin dat het voorwaardelijk karakter daaraan zal komen te ontvallen. Lederland c.s. handhaven hun verzoek tot veroordeling van Corium in de kosten van de procedure.
1.8
De Ondernemingskamer heeft partijen op 23 juni 2021 gemeld dat zij een beschikking zal geven.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Corium heeft door middel van de in 1.6 genoemde brief van mr. Drijber haar verzoek tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Lederland en tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen ingetrokken. Dit betekent dat dit verzoek geen beoordeling en beslissing meer behoeft en dat Corium niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
2.2
Anders dan Lederland c.s. menen staat het Corium steeds vrij om haar verzoek in te trekken. Dat geldt ook als zij dit (mede) zou hebben gedaan om te voorkomen dat de door Lederland c.s. voorwaardelijk verzochte onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Van misbruik van recht is geen sprake.
2.3
Het zelfstandig verzoek van Lederland c.s. tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen heeft een voorwaardelijk karakter, namelijk voor het geval dat de verzoeken van Corium worden toegewezen. Met de niet-ontvankelijkverklaring van Corium is aan die voorwaarde niet voldaan. Het moet er dan voor gehouden worden dat Lederland c.s. geen verzoek hebben gedaan.
2.4
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding Lederland c.s. de gelegenheid te bieden hun verzoek alsnog te vermeerderen in die zin dat het voorwaardelijk karakter daaraan zou komen te ontvallen. Partijen hebben laatstelijk tijdens de mondelinge behandeling op 19 november 2020 de in hun stukken naar voren gebrachte standpunten toegelicht. Kennelijk is de gang van zaken in de daarop volgende zeven maanden voor Corium aanleiding geweest haar verzoek alsnog in te trekken. Lederland c.s. zien daarin op hun beurt kennelijk aanleiding om hun zelfstandig verzoek te vermeerderen in die zin dat het niet langer voorwaardelijk is. De Ondernemingskamer is niet op de hoogte van de gang van zaken die aanleiding heeft gegeven tot deze positiewisselingen en een en ander is ook geen onderdeel geweest van het partijdebat zoals dat op basis van het (inmiddels ingetrokken) verzoek en het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek in de stukken en ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Bij die stand van zaken verzet de goede procesorde zich ertegen dat het Lederland c.s. wordt toegestaan nu alsnog haar verzoek te vermeerderen. Het verzoek van Lederland c.s. om hen daartoe in de gelegenheid te stellen wordt daarom afgewezen.
2.5
De intrekking door Corium leidt ertoe dat zij in de kosten van de procedure van Lederland c.s. zal worden veroordeeld.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart Corium B.V. niet-ontvankelijk in haar verzoek;
veroordeelt Corium B.V. in de kosten van de procedure tot op heden aan de kant van Lederland Nederland B.V., Lederland Benelux B.V., [A] en Woongaard Holding B.V. begroot op € 4.102;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, drs. M.A. Scheltema en drs. V.G. Moolenaar, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021.