ECLI:NL:GHAMS:2021:2223

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
23-003585-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tankpasfraude met betrekking tot opzettelijk gebruik van een vervalste tankpas en diefstal van brandstof

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van tankpasfraude en diefstal van brandstof. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk gebruik maken van een vervalste tankpas en het wegnemen van brandstof die toebehoorde aan een benadeelde partij. De feiten vonden plaats op 19 november 2018 te Amsterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte brandstof tankte met een vervalste tankpas. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de frauduleuze aard van de transactie, mede op basis van camerabeelden en WhatsApp-communicatie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die is vastgesteld op €50,00. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de frauduleuze transactie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003585-19
datum uitspraak: 2 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-082700-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] ,
adres: [woonplaats] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste betaalpas, waardekaart of enige andere voor het publiek beschikbare kaart, te weten een tankpas met nummer 3060040306513701684 bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware deze echt en onvervalst, door met deze tankpas brandstof te tanken;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Amsterdam meermalen tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen brandstof onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutel, door met een valse/vervalste tankpas het tankproces vrij te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen en overwegingen komt.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide tenlastegelegde feiten op de grond dat:
a. a) het frauduleuze van de transactie (bij tankstation [benadeelde]) op 19 november 2018 niet kan worden bewezen nu die transactie blijkens het door de benadeelde overgelegde overzicht niet heeft plaatsgevonden met de tankpas die volgens de aangifte zou zijn gebruikt en die bij medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen;
b) niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het gebruik van een valse tankpas en dus niet op de wederrechtelijke toeëigening van benzine.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van onder meer de aangifte van [aangever] namens [benadeelde] en de camerabeelden van het [benadeelde]-tankstation aan de [Adres] stelt het hof vast dat de verdachte en de medeverdachte, [medeverdachte] , op 19 november 2018 benzine hebben getankt (in de Mercedes waarin zij reden en vervolgens in een jerrycan) en daarvoor hebben betaald met een valse tankpas, die oorspronkelijk door [benadeelde] was verstrekt aan de gebruiker ( [aangever] ) van de auto met kenteken [kenteken]. Deze tankpas is kort na die twee afzonderlijk betaalde tankbeurten bij [medeverdachte] aangetroffen.
Het hof gaat er daarbij van uit dat [benadeelde] voor wat betreft de frauduleuze transacties op die datum per abuis (alleen) een overzicht van transacties met een andere tankpas (die dus hoorde bij een voertuig met een ander kenteken) in het geding heeft gebracht.
De verdachte heeft zelf verklaard ook vóór 19 november 2018 van [medeverdachte] , die door hem [aangever] werd genoemd, benzine te hebben gekregen. Op camerabeelden van [benadeelde] van 16 november 2018 is zowel de verdachte als de medeverdachte, [medeverdachte] , te zien bij het (vol)tanken van de Mercedes en van twee jerrycans. Voorts zijn op de iPhone van de verdachte tal van – op het illegaal regelen van brandstof duidende – WhatsApp-gesprekken gevonden tussen hem en [aangever] , waarbij onder andere op 14 november 2018 gesproken wordt over een “card” (het hof begrijpt: een tankpas) die 24 uur niet werd gebruikt, zodat die daarna mogelijk weer bruikbaar was.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte – die geen nadere, aannemelijk te achten, uitleg heeft gegeven over zijn handelwijze of over zijn WhatsApp-gesprekken met [medeverdachte] – heel goed wist dat de op 19 november 2018 getankte benzine werd betaald met een valse tankpas.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 november 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste betaalpas, te weten een tankpas met nummer 3060040306513701684 bestemd voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware deze echt en onvervalst, door met deze tankpas brandstof te tanken;
2.
hij op 19 november 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, enig goed (brandstof) dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen brandstof onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutel, door met een vervalste tankpas het tankproces vrij te geven.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalste pas als bedoeld in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware deze echt en onvervalst.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie dagen en een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft primair verzocht een geldboete op te leggen en subsidiair verzocht een taakstraf op te leggen. Hij heeft daartoe verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het tijdsverloop in deze zaak en de geringe waarde van de weggenomen brandstof.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan de diefstal van een geldbedrag, zijnde de waarde van de getankte brandstof, door met gebruikmaking van een vervalste tankpas brandstof te tanken. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen en heeft hij overlast en financiële schade bij het gedupeerde bedrijf veroorzaakt. Daarnaast wordt door het tanken met een vervalste tankpas het vertrouwen ondermijnd dat in het reguliere betaalnetwerk moet kunnen worden gesteld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juli 2021 is hij niet eerder voor soortgelijke misdrijven onherroepelijk veroordeeld.
Het hof ziet in de door de raadsman aangevoerde omstandigheden geen aanleiding een andere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd, zij het dat het hof geen grond ziet voor de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.451,61. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 202,49. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 202,49.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, primair gelet op de door hem bepleite vrijspraak en subsidiair op de grond dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hij heeft meer subsidiair bepleit toewijzing van de vordering te beperken tot een bedrag van € 34,79.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreekse schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Het hof gaat er, zoals reeds hiervoor overwogen, van uit dat de benadeelde partij voor wat betreft de frauduleuze transacties op 19 november 2018 per abuis een overzicht van transacties met een andere tankpas in het geding heeft gebracht. Het hof acht niettemin ten aanzien van de waarde van de getankte brandstof, gelet op de in 2018 gangbare prijzen van benzine (op zijn minst € 1,50 per liter) een bedrag van tenminste € 50,00 aan materieel geleden schade als redelijke schatting voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek samen met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor de schade en dus tot vergoeding daarvan gehouden, behalve voor zover de schade al door de mededader is vergoed.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof ziet in hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht geen grond om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten en zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze teneinde te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 232 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 50,00 (vijftig euro)ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader
hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de
verplichtingop om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 50,00 (vijftig euro)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 november 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. A.M. van Woensel en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 augustus 2021.
Mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
.