ECLI:NL:GHAMS:2021:2222

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
23-001944-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake verboden wapenbezit en pepperspray

Op 2 augustus 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2020. De zaak betreft de verdachte die was veroordeeld voor het in bezit hebben van een geladen vuurwapen en een busje pepperspray met een verlopen houdbaarheidsdatum. Het hof heeft de verklaring van de verdachte over het bezit van het vuurwapen als volstrekt ongeloofwaardig bestempeld. De verdachte had het vuurwapen kort voor de komst van de politie van een ruziemakend persoon afgepakt, maar het hof achtte deze verklaring niet alleen strijdig met het dossier, maar ook onaannemelijk. Het hof heeft de gevangenisstraf van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf gewijzigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar het hof heeft dit verlaagd naar acht maanden, met een deel voorwaardelijk. Het hof oordeelde dat het bezit van een vuurwapen onaanvaardbare risico's met zich meebrengt voor de veiligheid van personen en dat het bezit van vuurwapens bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof heeft ook geoordeeld dat het inbeslaggenomen busje pepperspray niet vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat het niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte een gevangenisstraf van acht maanden krijgt, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en dat de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001944-20
datum uitspraak: 2 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-306933-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en ten aanzien van de beslissing over het inbeslaggenomen busje pepperspray – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften wijzigt in die zin dat artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht wordt vervangen door artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft primair verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht op te leggen in combinatie met een langdurige taakstraf. Subsidiair heeft hij verzocht een voorwaardelijke taakstraf voor de duur zes maanden en een taakstraf voor de duur van 240 uren op te leggen. Hij heeft daarbij verwezen naar de door de verdachte afgelegde verklaring en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg binnen handbereik een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongeoorloofde bezit van een (geladen) vuurwapen brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien. Daarnaast draagt het bezit van vuurwapens sterk bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving, zeker tegen de achtergrond van het grote aantal schietincidenten in Amsterdam en omstreken in de afgelopen jaren.
Het hof acht de door de verdachte afgelegde verklaring met betrekking tot het bezit van dat vuurwapen, inhoudende dat hij het vuurwapen kort voor de komst van de politie van een ruziemakend persoon heeft afgepakt, niet alleen op onderdelen strijdig met de inhoud van het dossier, maar gelet op zijn handelen na het zien van naderende politie ook zodanig onaannemelijk, dat het hof die verklaring als volstrekt ongeloofwaardig terzijde schuift.
Het hof is verder enerzijds van oordeel dat, gelet op de huidige oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en rekening houdend met de omstandigheid dat het vuurwapen was geladen, een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, in beginsel passend is. Anderzijds dient naar het oordeel van het hof in het voordeel van de verdachte rekening te worden gehouden met zijn huidige persoonlijke omstandigheden. Aannemelijk is dat de verdachte een eigen aannemersbedrijf heeft en dat zijn vriendin en hun drie kinderen, met wie de verdachte samenwoont, afhankelijk zijn van zijn inkomen. Daarnaast is de verdachte, blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juli 2021, naast het onderhavige feit, sinds 2009 niet meer in aanraking gekomen met justitie. De indruk bestaat dat de verdachte zijn leven thans goed op de rit heeft. De ernst van het feit brengt echter mee dat geenszins kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. En hoewel de verdachte weliswaar heeft bekend zich aan het bezit van een vuurwapen schuldig te hebben gemaakt, heeft hij naar het oordeel van het hof geen volledige openheid van zaken gegeven, zodat niet inzichtelijk is geworden in welke mate de verdachte de laakbaarheid van zijn handelen inziet en of hij voornemens is in de toekomst verre te blijven van vuurwapenbezit. In dit laatste ziet het hof aanleiding een deel van voornoemde gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen en acht het, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het onder de verdachte inbeslaggenomen busje pepperspray met een verlopen houdbaarheidsdatum (goednummer: 5858334) niet vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Onderzoek van de politie heeft uitgewezen dat de inhoud van het busje niet de gebruikelijke effecten van pepperspray – of anderszins schadelijke gevolgen – vertoonde en ook overigens kan niet worden vastgesteld dat is voldaan aan de in artikel 36c of artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden die het wapen vatbaar maken voor onttrekking aan het verkeer.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep kenbaar gemaakt dat de verdachte er geen prijs op stelt het busje terug te krijgen. Hoewel deze mededeling niet kan gelden als een afstandsverklaring in de zin van artikel 116, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neemt het hof op grond hiervan aan dat de verdachte thans geen rechthebbende meer is. Bij gebreke van een wettelijke mogelijkheid te bepalen dat het voorwerp kan worden vernietigd of anderszins voor afvalverwerking in aanmerking komt, rest het hof geen andere beslissing dan de last tot bewaring ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en ten aanzien van de beslissing over het inbeslaggenomen busje pepperspray en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Wapen, merk Ko (5858334).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. A.M. van Woensel en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 augustus 2021.
Mr. Duker en mr. Van Heusden zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]