Uitspraak
1.Het geding
Bij brief van 10 mei 2021 aan de wrakingskamer van het hof, ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker een gelijkluidend verzoek ingediend. Het verzoek strekt tot wraking van mr. I. van Asperen de Boer - Delescen, voorzitter van de beklagkamer (hierna ook te noemen: de raadsheer).
2.De feiten en het procesverloop
De voorzitter deelt mede dat klager de gelegenheid krijgt zijn beklag nader toe te
3.Het wrakingsverzoek
Het is juist dat ik verzoeker niet heb laten reageren op hetgeen de advocaat-generaal ter zitting naar voren heeft gebracht. Zoals te lezen valt in het hierbij gevoegde proces-verbaal van de zitting van 28 april 2021 heeft de advocaat-generaal zich aangesloten bij het schriftelijk verslag van haar ambtgenoot, dat onderdeel uitmaakt van het dossier en waarin het door verzoeker genoemde “nieuwe” argument met name aan de orde is gesteld. Daarop kan worden gereageerd in de toelichting van klager op zijn beklag, waartoe verzoeker in de gelegenheid is gesteld. Er was dan ook geen reden om verzoeker, anders dan gebruikelijk in de beklagprocedure, een tweede termijn te gunnen. Ik meen dan ook dat het wrakingsverzoek ongegrond is.
4.Beoordeling van het wrakingsverzoek
De wrakingskamer ziet in de op dit punt door de raadsheer genomen processuele beslissing om verzoeker niet te laten reageren op het ter zitting door de advocaat-generaal naar voren gebrachte, bezien tegen de achtergrond van de artikel 12 Sv-procedure en in het licht van de omstandigheden van het geval, naar objectieve maatstaven gemeten, geen blijk van vooringenomenheid van de raadsheer. Dit geldt te minder nu niet aannemelijk is geworden dat de advocaat-generaal tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer op 28 april 2021 nieuwe argumenten naar voren heeft gebracht. Uit het proces-verbaal van de zitting komt naar voren dat de advocaat-generaal aansluiting heeft gezocht bij het schriftelijke verslag van zijn ambtsgenoot, welk verslag dateert van 12 februari 2021 en dat onderdeel uitmaakt van het dossier in de beklagprocedure. Verzoeker heeft ter zitting van de wrakingskamer van 21 juni 2021 verklaard dat hem bij nadere bestudering van het dossier in de beklagprocedure duidelijk is geworden dat de advocaat-generaal inderdaad geen nieuwe punten naar voren heeft gebracht, maar dat verzoeker per abuis niet eerder op het betreffende verslag heeft gereageerd.
In zoverre wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.