ECLI:NL:GHAMS:2021:2194

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
23-000185-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernieling, diefstal, mishandeling en vrijspraak lokaalvredebreuk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De verdachte, geboren in 1992, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling, diefstal met braak en mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging van lokaalvredebreuk, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich niet op de vordering van de rechthebbende heeft verwijderd. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de andere tenlastegelegde feiten. Het hof achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk gokkasten heeft vernield, geld en sieraden heeft gestolen en een ander heeft mishandeld. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en heeft schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers van zijn daden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000185-21
datum uitspraak: 26 juli 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland locatie Alkmaar van 12 januari 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-275325-20 en 15-171077-20 en 15-220756-20 en 15-273228-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 15-275325-20:hij op of omstreeks 26 juli 2020 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk één of meer gokkast(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [bedrijf] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
zaak met parketnummer 15-171077-20 (gevoegd):
hij op of omstreeks 17 april 2020 te Den Helder geld (in totaal 1600 euro) en/of sieraden en/of horloge(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geld en/of sieraden en/of horloge(s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
zaak met parketnummer 15-220756-20 (gevoegd):
hij op of omstreeks 08 augustus 2020 te Den Helder in het besloten lokaal en/of het erf, gelegen te [adres 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
zaak met parketnummer 15-273228-19 (gevoegd):
hij op of omstreeks 16 november 2019 te Den Helder [slachtoffer] heeft mishandeld door deze in de nek te stompen/slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificatie, de straf, de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 3] en [benadeelde 2], alsmede de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen komt dan de politierechter.

Vrijspraak in de zaak met parketnummer 15-220756-20

Hoewel het hof op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan vaststellen dat de verdachte een toegangsverbod had voor [adres 2] en zich daar aldus op de ten laste gelegde datum wederrechtelijk heeft bevonden, kan niet worden bewezenverklaard dat hij - zoals ten laste is gelegd - zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd. Om die reden zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-275325-20 en in de zaak met parketnummer 15-171077-20 en in de zaak met parketnummer 15-273228-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 15-275325-20:
hij op 26 juli 2020 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk gokkasten, die aan [bedrijf] toebehoorden, heeft vernield;
zaak met parketnummer 15-171077-20 (gevoegd):
hij op 17 april 2020 te Den Helder geld (in totaal 1600 euro) en sieraden en horloges, die toebehoorden aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
zaak met parketnummer 15-273228-19 (gevoegd):
hij op 16 november 2019 te Den Helder [slachtoffer] heeft mishandeld door deze in de nek te slaan.
Hetgeen anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-275325-20 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 15-273228-19 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor de vier in eerste aanleg bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor de vier tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Hij heeft hiertoe gewezen op het feit dat de verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van 9 maanden schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten; de verdachte heeft zich op 16 november 2019 tijdens het uitgaan schuldig gemaakt aan mishandeling van een bezoeker in een club. Hiermee heeft hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Ook heeft de verdachte schade veroorzaakt door in een casino meerdere gokkasten te vernielen nadat hem een dag eerder een toegangsverbod tot dit casino voor de duur van twee jaar was opgelegd. Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan inbraak in een woning waarbij hij onder meer zeer kostbare goederen heeft ontvreemd. De verdachte heeft het eigendomsrecht van de slachtoffers geschonden en hen schade, overlast en ergernis bezorgd.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt voor een
first offendervan een woninginbraak 3 maanden gevangenis als oriëntatiepunt genoemd. Voor een mishandeling wordt een geldboete van € 500,00 als oriëntatiepunt genoemd. Voor vernieling is geen oriëntatiepunt beschikbaar.
In het nadeel van verdachte weegt het hof mee dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juni 2021 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten, mishandeling en vernieling.
Het hof heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 30 december 2020 opgesteld door [naam 1], reclasseringsmedewerker, waarin wordt geadviseerd in geval van een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ook heeft het hof kennis genomen van de over de verdachte opgestelde rapportage psychodiagnostich onderzoek van 4 januari 2021, opgesteld door [naam 2], behandelaar GGZ, [naam 3], psychiater, en [naam 4], GZ psycholoog, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau.
Tot slot weegt het hof mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de bewezen verklaarde strafbare feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lagere straf zoals door de raadsman bepleit.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.000,10 (€ 7.600,10 aan materiele schade en € 400,00 aan immateriële schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 3.508,11 voor materiële schade. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met toekenning van wettelijke rente en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit de vordering ten aanzien van de materiële schade toe te wijzen voor zover deze ziet op de post ‘beveiligingscamera’ en een gedeelte van de post ‘sieraden’, namelijk tot een bedrag van € 900,00. De vordering voor zover deze ziet op de posten ‘contant geld’ en het overige gedeelte van de post ‘sieraden’ dient te worden afgewezen. Voor zover de vordering ziet op het toekennen van immateriële schadevergoeding dient deze eveneens te worden afgewezen, aldus de raadsman.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 5.875,31, bestaande uit:
herstelkosten glas € 390,90
verf € 53,74
sieraden € 3.200,00
contant geld € 1.600,00
verlies van arbeidsvermogen € 130,67
Het hof acht de gevorderde herstelkosten ten aanzien van de deuren, die slechts is onderbouwd met een ongeadresseerde offerte, in het licht van de overige inhoud van het dossier zodanig hoog dat het hof aanleiding ziet deze ambtshalve te matigen tot € 500,00.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 21.000,00 en bestaat geheel uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met toekenning van wettelijke rente en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering nu behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafproces zal betekenen.
De gemachtigde van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting het hof verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen met toekenning van wettelijke rente en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd brengt het hof niet tot het oordeel dat de behandeling van de vordering dusdanig van aard is dat deze een onevenredige belasting van het strafproces met zich brengt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 21.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Ook de gevorderde proceskosten zullen worden toegewezen, nu hiertegen geen verweer is gevoerd en overigens de omvang van deze vordering alleszins redelijk is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.175,06 (voor materiële schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 947,66 en voor het overige niet ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met toekenning van wettelijke rente en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.175,06. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00 (voor immateriële schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in de zaak met parketnummer 15-273228-19 bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 300, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-220756-20 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-275325-20 en in de zaak met parketnummer 15-171077-20 en in de zaak met parketnummer 15-273228-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.875,31 (vijfduizend achthonderdvijfenzeventig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 5.875,31 (vijfduizend achthonderdvijfenzeventig euro en eenendertig cent) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.875,31 (vijfduizend achthonderdvijfenzeventig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 5.875,31 (vijfduizend achthonderdvijfenzeventig euro en eenendertig cent) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 64 (vierenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 april 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 21.000,00 (eenentwintigduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
800,00 (achthonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 21.000,00 (eenentwintigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 140 (honderdveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 april 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.175,06 (duizend honderdvijfenzeventig euro en zes cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-171077-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.175,06 (duizend honderdvijfenzeventig euro en zes cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 april 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juli 2021.
Mr. Dubelaar is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]