ECLI:NL:GHAMS:2021:2193

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
23-003638-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een motorscooter met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor de diefstal van een motorscooter op 10 september 2019 te Amsterdam. De verdachte heeft ontkend schuldig te zijn aan de diefstal, maar het hof heeft op basis van getuigenverklaringen en het bewijs in het dossier geoordeeld dat de verdachte samen met een medeverdachte de diefstal heeft gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte zich toegang hebben verschaft tot de motorscooter door middel van braak en deze vervolgens hebben weggenomen. De verdachte werd geconfronteerd met getuigenverklaringen die zijn alibi ondermijnden, en het hof achtte zijn verklaring ongeloofwaardig. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003638-19
datum uitspraak: 26 juli 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-218154-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 september 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorscooter (kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bespreking bewijsverweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het hem ten laste gelegde en daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft vanaf het begin ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de diefstal van de motorscooter. Hij reed tijdens die bewuste nacht met de medeverdachte en een neefje in de auto. De medeverdachte en het neefje zijn op enig moment uitgestapt, waarna de verdachte 1 minuut later zelf is uitgestapt en voorin is gaan zitten. Vijf minuten later kwam de medeverdachte alleen weer terug en zijn zij weggereden. Kort nadien vond de aanhouding plaats. Dit scenario vindt steun in het procesdossier, in het bijzonder in de verklaring van de getuige [getuige] , en is niet zodanig onwaarschijnlijk dat daar aan voorbij kan worden gegaan. Het aantreffen van de cilinder van de motorscooter aan de passagierszijde van de auto maakt dat niet anders. Daarbij komt dat de door de medeverdachte bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring niet voor het bewijs kan worden gebruikt omdat deze onbetrouwbaar is. De medeverdachte houdt immers vol dat hij onschuldig is, hoewel hij bij onherroepelijk vonnis is veroordeeld voor zijn aandeel in de diefstal.
Het hof acht dit door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk. Het hof stelt op basis van de inhoud van het dossier het navolgende vast. Op 10 september 2019 omstreeks 01.49 uur hoort getuige [getuige] een vreemd (een soort krikkend) geluid en ziet hij op de Admiralengracht – naar het hof begrijpt ter hoogte van perceelnummer 111 - twee personen bij een scooter rommelen. Deze personen lopen vervolgens met de scooter weg over de Admiralengracht in de richting van de Postjesweg. Een van de personen keert terug en rent naar een aldaar geparkeerde auto, merk Volkswagen type Polo, stapt in en rijdt in de richting van de Postjesweg. De andere persoon loopt door. [getuige] hoort vervolgens de jongen met de scooter tegen de bestuurder van de auto zeggen: waar moet ik nu heen? De bestuurder zegt tegen de jongen: Ga rechtdoor. De auto rijdt rustig verder. De jongen met de scooter rent dan met de scooter aan zijn hand. Getuige [getuige] heeft terwijl dit allemaal gebeurde het alarmnummer gebeld. Verbalisant [verbalisant 3] verklaart omstreeks 01.50 uur deze melding te hebben gehoord, waarna hij zich onmiddellijk heeft begeven naar de kruising Postjesweg met de Admiralengracht. Hij verbaliseert dat een Volkswagen type Polo hem tegemoet komt rijden, die geeft hij een stopteken, waarna de identiteit van de bestuurder (na later blijkt medeverdachte [medeverdachte] ) en de bijrijder (naar later blijkt de verdachte) wordt gecontroleerd. Met toestemming van de bestuurder wordt een onderzoek aan de auto uitgevoerd, in het portiervak aan de passagierszijde wordt een puntstuk van een slotentrekker aangetroffen, waaraan nog een schroef met een cilinder was bevestigd. Onder de passagiersstoel aan de voorzijde ligt het overige deel van de slotentrekker. Beide goederen worden inbeslaggenomen. Om 02.10 uur zijn de verdachte en de medeverdachte aangehouden op verdenking van betrokkenheid aan diefstal van een scooter. Om 02.20 uur wordt de gestolen scooter aangetroffen op de Admiralengracht ter hoogte van perceelnummer 25. Op dat moment wordt niemand anders op straat gezien. Naar later blijkt dat de sleutel van de gestolen motorscooter op de inbeslaggenomen cilinder past.
Het hof schuift de verklaring van de verdachte, dat hij – zakelijk weergegeven - niets heeft meegekregen van de diefstal van de scooter terwijl hij in de auto zat, als ongeloofwaardig ter zijde, gelet op de inhoud van de verklaring van getuige [getuige] (het horen van een hard vreemd geluid, het instappen van een persoon in de auto en het vervolgens volgen van de persoon die de gestolen scooter voortduwt en het (luide) gesprek dat volgt tussen de bestuurder van de auto en laatstgenoemde persoon). Het hof acht hierbij van belang dat slechts enkele minuten later de cilinder van de gestolen motorscooter aangetroffen wordt in de directe nabijheid van de verdachte, zonder dat hij hiervoor enige verklaring geeft.
Het dossier bevat tevens geen aanwijzingen die het door de verdachte geschetste “alternatieve” scenario kunnen ondersteunen. In dit kader acht het hof van belang dat de medeverdachte uitdrukkelijk verklaart dat hij die nacht enkel met de verdachte op stap is geweest. Dat hij de diefstal ook heeft ontkend (maar hiervoor wel is veroordeeld), maakt deze verklaring daardoor niet onbetrouwbaar. De verdachte heeft daarbij zelf wisselend verklaard over de identiteit van de derde persoon die in de auto zou hebben gezeten; bij zijn verhoor bij de politie en de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat deze derde het neefje van de medeverdachte was, terwijl hij ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat de derde persoon zijn eigen neefje zou zijn. Desgevraagd blijft de verdachte in gebreke om identificeerbare gegevens van deze derde te verschaffen, waardoor zijn verklaring niet kan worden geverifieerd. Tenslotte overweegt het hof dat ook de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die zeer kort na de melding ter plaatse waren en de gestolen motorscooter aantroffen, relateren dat zij niemand anders op straat hebben zien lopen.
Het hof verwerpt aldus het verweer van de raadsman en is van oordeel dat het de verdachte is geweest die zich samen met de medeverdachte [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 september 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een motorscooter (kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren, met algemene en bijzondere voorwaarden (kort samengevat meldplicht, behandeling bij De Waag en dagbesteding), met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht in geval van een bewezenverklaring te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf niet langer dan de twee maanden die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met een ander in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan het stelen van een motorscooter door middel van braak. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendommen. Dergelijke diefstallen veroorzaken materiële schade en overlast voor het slachtoffer en roepen gevoelens van onveiligheid op in de samenleving.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Voor diefstal van een geparkeerde motorfiets met braak wordt daarin voor een
first offendereen taakstraf voor de duur van 120 uur genoemd en voor een recidivist een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte het bewezenverklaarde strafbare feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof ook mee dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juni 20021 eerder meermaals onherroepelijk is veroordeeld wegens diefstal van vervoermiddelen.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de politierechter, mede gelet op het genoemde oriëntatiepunt en het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte, mild heeft gestraft. Een hogere straf had in de rede gelegen.
Het hof stelt echter ook vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in strafmatigende zin van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. V.M.A. Sinnige en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juli 2021.
=========================================================================
[medeverdachte]