In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 december 2019. De verdachte, geboren te [geboortedatum] en woonachtig te [woonplaats], was in eerste aanleg veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar kwam tot dezelfde bewezenverklaring als de rechtbank. De verdachte had op 29 september 2018 in Amsterdam een pistool van het merk STAR, model A-70, kaliber 9mm x 19, en bijbehorende munitie voorhanden gehad. De verdachte stelde dat hij het wapen had gevonden en dat hij geen beschikkingsmacht had over het wapen. Het hof oordeelde echter dat de verdachte het wapen welbewust in zijn tas had gestopt en enige tijd bij zich had gedragen, wat duidt op beschikkingsmacht. Het hof verwierp het verweer van de raadsman en achtte het voorhanden hebben van het wapen en de munitie wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafoplegging. Het hof legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werden de in beslag genomen voorwerpen, het pistool en de munitie, onttrokken aan het verkeer.