ECLI:NL:GHAMS:2021:2189

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
23-004559-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake voorhanden hebben van vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 december 2019. De verdachte, geboren te [geboortedatum] en woonachtig te [woonplaats], was in eerste aanleg veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar kwam tot dezelfde bewezenverklaring als de rechtbank. De verdachte had op 29 september 2018 in Amsterdam een pistool van het merk STAR, model A-70, kaliber 9mm x 19, en bijbehorende munitie voorhanden gehad. De verdachte stelde dat hij het wapen had gevonden en dat hij geen beschikkingsmacht had over het wapen. Het hof oordeelde echter dat de verdachte het wapen welbewust in zijn tas had gestopt en enige tijd bij zich had gedragen, wat duidt op beschikkingsmacht. Het hof verwierp het verweer van de raadsman en achtte het voorhanden hebben van het wapen en de munitie wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafoplegging. Het hof legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werden de in beslag genomen voorwerpen, het pistool en de munitie, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004559-19
datum uitspraak: 26 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-701347-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk STAR, model A-70, kaliber 9mm x 19, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- ( bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 7, althans een aantal, patronen van het kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen, nu het hof weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring komt als de rechter in eerste aanleg maar het hof tot andere beslissingen komt ten aanzien van de kwalificatie en de strafoplegging zodat het partieel bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen zou genereren.

Bespreking bewijsverweer

De raadsman heeft ter terechtzitting het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het hem ten laste gelegde en heeft daartoe - kort samengevat- het volgende naar voren gebracht. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen heeft gevonden op het toilet van een café, waarna hij het in zijn tas heeft gedaan en de eigenaar van het café is gaan zoeken om het wapen aan hem te overhandigen. De verdachte is daarmee een bonafide vinder. Weliswaar was de verdachte zich bewust van de aanwezigheid van het wapen maar hij had geen beschikkingsmacht. Hij heeft nimmer als heer en meester over het wapen beschikt. Daarom is geen sprake van het voorhanden hebben van een wapen als bedoeld in artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie.
Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat hoewel de exacte omstandigheden waaronder de verdachte het wapen in handen heeft gekregen niet zijn vast te stellen, wel kan worden vastgesteld dat de verdachte het wapen (na het verkrijgen) voorhanden heeft gehad. Vaststaat dat hij het wapen op enig moment welbewust in zijn tas heeft gestopt en het wapen vervolgens welbewust enige tijd in zijn tas heeft gedragen. Daarmee is naar het oordeel van het hof niet alleen sprake van aanwezigheid en bewustheid van het wapen maar ook van beschikkingsmacht over het wapen. De lezing van de verdachte dat hij het wapen alleen kortstondig bij zich heeft gedragen om dit te kunnen teruggeven aan de rechtmatige eigenaar, acht het hof niet aannemelijk gelet op diens handelswijze waarbij hij het wapen in een dichte tas heeft gestopt en - in plaats van het wapen vervolgens af te geven bij de bar of de politie te bellen - daarmee naar buiten is gelopen. Wat geldt voor het wapen geldt mutatis mutandis voor de munitie die zich in het wapen bevond; hiervoor geldt dat de verdachte door het zich toe-eigenen van het wapen tenminste de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het wapen met munitie was geladen. Derhalve is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het wapen en de zich daarin bevindende munitie voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 september 2018 te Amsterdam,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk STAR, model A-70, kaliber 9mm x 19, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en
bijbehorende munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 7 patronen van het kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met algemene en bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit te volstaan met het opleggen van een maximale taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, subsidiair een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel beperkt blijft tot 6 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool met 7 patronen in een café en even later op straat in een uitgaansgebied. Het voorhanden hebben van dergelijke goederen brengt een volstrekt onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
Het hof heeft oog voor de maatschappelijke problematiek die de laatste jaren op het gebied van vuurwapengebruik speelt en in het bijzonder de grote toename van het aantal schietincidenten in Amsterdam. Tegen die achtergrond dient het onbevoegd bezit van vuurwapens krachtig te worden bestreden. In het licht daarvan zal het hof acht slaan op de zogenaamde Amsterdamse oriëntatiepunten, omdat deze naar het oordeel van het hof tegemoetkomen aan de hiervoor beschreven maatschappelijke problematiek rond het bezit van vuurwapens. In deze oriëntatiepunten wordt voor het voorhanden hebben van een pistool in een publieke ruimte tijdens het uitgaan een gevangenisstraf van 15 tot 18 maanden genoemd.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juni 2021 eerder meermaals onherroepelijk wegens overtreding van de Wet wapens en munitie is veroordeeld. Het hof ziet hierbij wel onder ogen dat deze veroordelingen van langere tijd geleden dateren.
Verder heeft het hof kennis genomen van het reclasseringsadvies van 13 september 2019 opgesteld in het kader van de voorlopige hechtenis. In dit advies wordt gerelateerd aan een reclasseringsadvies van november 2016. In het kader van laatst bedoeld advies heeft de verdachte diagnostiek laten verrichten door De Waag waaruit naar voren is gekomen dat de verdachte op de grens licht zwakzinnig/ zwakbegaafd verstandelijk niveau functioneert.
Ook heeft het hof kennis genomen van een e-mail bericht van de reclassering aan het arrondissementsparket van 15 november 2019 waarin als reactie op het feit dat het niet is gelukt tijdig te adviseren, wordt opgemerkt dat er verschillende zorgelijke problemen in het leven van de verdachte zijn en hij naar verwachting niet de vaardigheden heeft deze op te lossen, om welke reden meldplicht als bijzondere voorwaarde wordt voorgesteld.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte zijn leven inmiddels een positievere wending lijkt te hebben gegeven. Uit een door de raadsman overlegde brief van Humanitas van 22 juni 2021 blijkt dat de verdachte sinds 23 oktober 2019 begeleiding van Humanitas ontvangt op verschillende leefgebieden en dat hij zich hier voldoende voor inzet. Hij werkt via Tempo Team en is de laatste jaren niet meer in aanraking gekomen met politie of justitie. De brief houdt ook in dat in verband met de blijvende LVB-problematiek in overleg met de gemeente is besloten een WMO aanvraag te doen zodat hulp op maat kan worden geboden. Gelet hierop ziet het hof geen aanleiding aan de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.
Tot slot weegt het hof mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslissing op het beslag

Het hof zal bepalen dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten een pistool en 7 patronen, worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot voormelde voorwerpen is begaan en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
aantal patronen ASTRA A70 (5637419) (7 stuks) en 1.00 stk pistool Astra A70 (5637418).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juli 2021.
Mr. Dubelaar is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[woonplaats]
.