In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het rijden onder invloed van cannabis op 13 april 2018 te Amsterdam. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 juli 2021 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het rijden onder invloed bewezen acht. De verdediging stelde dat de bloedafname meer dan 90 minuten na de staandehouding had plaatsgevonden, wat volgens hen een schending van de wettelijke waarborgen inhield. Het hof oordeelde echter dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was door bijzondere omstandigheden, zoals de beschikbaarheid van de arts voor bloedafname. Het hof concludeerde dat er sprake was van 'een onderzoek' in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 en dat de resultaten van het bloedonderzoek gebruikt konden worden voor bewijs. Het hof achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar voor het rijden onder invloed van cannabis. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 325,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zes dagen hechtenis. Tevens constateerde het hof dat de redelijke termijn in hoger beroep was geschonden, maar dit had geen invloed op de hoogte van de opgelegde straf.