ECLI:NL:GHAMS:2021:2040

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
23-004204-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van kraken met betrekking tot een leegstaand pand in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2017. De verdachte, geboren in 1985, was beschuldigd van het medeplegen van kraken in een pand aan de [adres 2] in Amsterdam, waar zij zonder toestemming van de rechthebbende had verbleven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 tot en met 23 december 2016 in het pand heeft verbleven, terwijl het gebruik door de rechthebbende was beëindigd. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, maar het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte slechts enkele dagen in het pand had verbleven en dat haar verblijf verband hield met de mogelijke ontruiming van het pand. Het hof heeft de strafmaat heroverwogen en heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week op te leggen, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat niet zonder nader onderzoek kon worden vastgesteld of de verdachte aansprakelijk was voor de geleden schade. Het hof heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en bepaald dat ieder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004204-17
datum uitspraak: 24 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-706233-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 januari 2016 tot en met 23 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning/gebouw/pand gelegen aan de [adres 2], waarvan het gebruik door de rechthebbende was beeïndigd wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in of omstreeks de periode van 20 december 2016 tot en met 23 december 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, in een pand gelegen aan de [adres 2], waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd, wederrechtelijk heeft vertoefd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van kraken.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De raadsvrouw heeft het hof in het kader van de strafmaat verzocht – onder meer – rekening te houden met i) het feit dat de verdachte
first offenderis, ii) de overschrijding van de redelijke termijn, en iii) het feit dat de verdachte voor slechts een zeer beperkte periode in het pand heeft verbleven. Verzocht is om een geldboete aan de verdachte op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het kraken van een leegstaand pand in Amsterdam. Kraken is een hinderlijk en overlast veroorzakend feit. Door het handelen van de verdachte en haar mededaders is inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de rechthebbende.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof meegewogen dat zij slechts enkele dagen in het pand heeft vertoefd en dat dit verblijf kennelijk bedoeld was om, voor het geval een ontruiming van het pand nodig zou zijn, degenen die in het pand verbleven te helpen bij deze ontruiming.
Dit laatste laat onverlet dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde enkel oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is en wel voor de duur van één week. Daarbij is gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en is in strafmatigende zin het tijdsverloop sinds de pleegdatum meegewogen.
Met betrekking tot het beroep op overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM overweegt het hof het volgende. De rechtbank heeft op 15 november 2017 vonnis gewezen. Namens de verdachte is op 28 november 2017 hoger beroep ingesteld. Het hof doet heden uitspraak, derhalve ruim drie en een half jaar na het instellen van het hoger beroep. De redelijke termijn is dus overschreden met ruim anderhalf jaar. Gelet evenwel op de beperkte omvang van de op te leggen straf, ziet het hof geen aanleiding deze overschrijding te verdisconteren in de straf.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade, groot € 106.110,60, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schade bestaat uit een bedrag van
€ 3.373,48 ‘ondersteuning/declaraties advocaat’,
€ 2.934,01 ‘ontruimingskosten [naam 1]’,
€ 2.766,19 ‘ontruimingskosten [naam 2]’,
€ 86.071,42 ‘huurderving’, en
€ 10.965,50 ‘correctie btw voorbelaste verhuur’.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 6.307,48, betreffende de posten ‘ondersteuning/declaraties advocaat’ en ‘ontruimingskosten [naam 1]’. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij haar vordering nader onderbouwd en toegelicht. De vordering is thans beperkt tot een totaalbedrag van € 75.057,25.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van een groot deel van de ten laste gelegde periode. Mede gelet daarop dienen de posten (voor een groot deel) te worden afgewezen dan wel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Bewezen is dat de verdachte enkele dagen in het pand aan de [adres 2] heeft vertoefd. Tevens acht het hof aannemelijk dat haar verblijf aldaar verband hield met de mogelijk op handen zijnde ontruiming van het pand, waarbij zij op verzoek van degenen die (eveneens) in het pand verbleven behulpzaam zou zijn. Gelet op de korte verblijfsduur en de reden voor haar verblijf in het pand is niet zonder nader onderzoek vast te stellen of en zo ja in hoeverre de verdachte (mede)aansprakelijk is voor de geleden schade. Dergelijk onderzoek zou evenwel een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, zodat de benadeelde partij niet in de vordering in dit strafgeding kan worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 138a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juni 2021.
mr. A.M.P. Geelhoed en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.