ECLI:NL:GHAMS:2021:2036

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
23-002427-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling wegens poging tot zware mishandeling met een steen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling van zijn broer. De tenlastelegging betrof een incident op 5 november 2015, waarbij de verdachte een steen naar de rug van het slachtoffer gooide, met de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van twee dagen en een taakstraf van 110 uren geëist. De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de medeschuld van het slachtoffer en het tijdsverloop sinds het delict. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen en heeft uiteindelijk besloten om een taakstraf van 80 uren op te leggen, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft de straf gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot de opgelegde taakstraf, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002427-20
datum uitspraak: 24 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-032988-16 tegen
[verdachte],
geboren te distrikt [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1969,
opgegeven adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 juni 2021.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 5 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met) een steen, in elk geval een zwaar voorwerp, in/tegen/op de rug, in elk geval tegen/op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gegooid en/of heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 5 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door (met) een steen, in elk geval een zwaar voorwerp, in/tegen/op de rug, in elk geval tegen/op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] te gooien en/of te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 november 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een steen tegen de rug van [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 110 uren, subsidiair 55 dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft het hof in het kader van de strafmaat verzocht rekening te houden met de medeschuld aan de zijde van het slachtoffer en het tijdsverloop sinds het ten laste gelegde en heeft het hof verzocht de door de rechter in eerste aanleg opgelegde taakstraf te matigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van zijn broer. De verdachte heeft tijdens een ruzie een zware steen tegen de rug van het slachtoffer gegooid, ten gevolge waarvan deze twee gebroken ribben en een wervelfractuur heeft opgelopen. De verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Mede gelet op straffen die ter zake van soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf recht doet aan de ernst van het feit. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen taakstraf heeft het hof in strafmatigende zin het tijdsverloop sinds de pleegdatum van het onderhavige feit – ruim vijfeneenhalf jaar – meegewogen.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juni 2021.
mr. A.M.P. Geelhoed en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.