Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[bewindvoerder] ,
AKSEN SMARTBOUW B.V.(hierna: [geïntimeerde 2] ),
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 4],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
en
[geïntimeerde 5],
geïntimeerde,
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de eerste grief in principaal appelaangevoerd dat het hierna onder d vermelde feit moet worden aangevuld. Nu de voorgestelde aanvulling echter in hoger beroep (evenals in eerste aanleg) wordt weersproken, zal zij weliswaar bij de beoordeling van het hoger beroep aan de orde komen, maar komt zij niet in aanmerking voor opname onder de niet ter discussie staande uitgangspunten. Deze feiten, waar nodig aangevuld met andere onomstreden feiten, zijn de volgende.
“Graag zie ik vandaag de betalingen tegemoet als eerder gemeld.”
heeft hierop bij e-mailbericht van dezelfde datum onder meer geantwoord:
“Zou jij hierin kunnen bemiddelen? Dit gaat van kwaad tot erger.”
“Afgelopen week heb ik jullie beiden gesproken om project [appellante] zsm af te ronden.
Jullie beiden hebben aangegeven dat dit in orde zou komen. De klus is aangenomen door [geïntimeerde 5] (hof: [geïntimeerde 5] ) volgens begroting. Er kan dus in de eindfase van het project niet zo zijn dat [geïntimeerde 5] en/of [geïntimeerde 4] (hof: [geïntimeerde 4] ) opeens geen partij meer is. (…)
Ik ga ervan uit dat ieder zijn verantwoording hierin neemt en het werk afrondt.”
“Naar aanleiding van het bouwoverleg op maandag 4 september 2017 met de aanwezigen: [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 5] , [architect] , [betrokkene] en [geïntimeerde 4] wil ik het volgende schriftelijk mededelen.
Het bouwproject op de [adres] is samen aangenomen met [geïntimeerde 5] van mevrouw [appellante] . (…) [geïntimeerde 5] zou deels de begeleiding van de afbouw doen en de controle van de open begroting.
Ik, [geïntimeerde 4] constateer nu de volgende feiten:
- Er is inmiddels meer werk verricht dan in de begroting staat
(…)
Met een snelle schatting van alle deze posten bij elkaar opgeteld, kom je op een meerwerk rekening van ca. 20.000,-
(…)
[Z] AFBOUW heeft een tekort van 40.000,- op dit totale project. Hier zijn ook specificaties van beschikbaar, indien gewenst dit in te zien.
(…)
AFBOUW heeft 28.071,- excl. BTW per bank reeds ontvangen en het bedrag van 36.550,- is cash betaald en overhandigd aan [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] . Over dit bedrag, 36.550,- is nog geen BTW betaald door mevr. [appellante] .
Bij deze wil ik ook te kennen geven dat er nog facturen open staan, zoals de meerwerkfactuur met factuurnummer [factuurnummer] met bedrag 2306,26 incl. BTW en de factuur met factuurnummer [factuurnummer] met een bedrag van 1.452,- zijn beide nog niet betaald (…)
(…)
Mijn insteek is om dit project in goede orde en naar tevredenheid op te leveren. Echter verwacht ik dan wel een oplossing voor deze financiele uitdaging.”
“(…) [appellante] heeft rechtstreeks opdracht gegeven aan [geïntimeerde 4] [Z] en [geïntimeerde 5] met de daarbij behorende begroting. De opdracht van [Y] en/of [geïntimeerde 2] is komen te vervallen met wederzijds goedkeuring.”
“Ik heb vandaag weer met [geïntimeerde 4] gesproken en afgelopen maandag heb ik met Lalita (hof: [appellante] ) en een specialist een ronde gemaakt voor opname van de werkzaamheden die nog openstaan. [geïntimeerde 4] heeft mij zojuist telefonisch aangegeven meer dan bereid te zijn om alle werkzaamheden netjes af te ronden en op te lossen. De openstaande bedragen moeten dan wel betaald worden. Het voorstel van [geïntimeerde 4] is dat Lalita bij hem langs gaat (…) om dit te bespreken (…). Aangezien iedereen gebaat is met een snelle oplossing an afbouw ga ik ervan uit dat dit lukt.”
3.3. De beoordeling
in conventie, kort gezegd, gevorderd
(i) een verklaring voor recht dat de overeenkomst met [geïntimeerde 1] is ontbonden;
(ii) een verklaring voor recht dat de overeenkomst met [geïntimeerde 2] is ontbonden;
(iii) veroordeling van [geïntimeerde 1] tot betaling van een bedrag van € 23.125,00 ter zake van schadevergoeding, vermeerderd met kosten en rente;
(iv) hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] tot betaling van een bedrag van € 60.445,00 ter zake van schadevergoeding, vermeerderd met kosten en rente;
(v) hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] tot betaling van een bedrag van € 3.727,47 ter zake van de kosten van het ZNEB-rapport;
(vi) hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] tot betaling van € 877,25 ter zake van een factuur voor de verplaatsing van zand en;
(vii) hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] c.s. in de proces- en beslagkosten, vermeerderd met nakosten en rente.
De rechtbank heeft in conventie, kort gezegd, de vorderingen jegens [geïntimeerde 1] toegewezen en hem in de proceskosten met nakosten en rente veroordeeld. De vorderingen jegens [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] zijn afgewezen en het door [appellante] ten laste van [geïntimeerde 3] gelegde beslag is opgeheven. [appellante] is in de proceskosten met nakosten (en rente) van [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] veroordeeld.
[geïntimeerde 4] heeft
in reconventie, kort gezegd, gevorderd veroordeling van [appellante] tot betaling van een bedrag van € 89.871,82, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen en [geïntimeerde 4] veroordeeld in de proceskosten, vermeerderd met nakosten.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellante] in principaal appel en [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] in incidenteel appel op.
en van [geïntimeerde 3] van 28 augustus 2017(hof: 2 sub k)
wijzen niet op voortdurende betrokkenheid van [geïntimeerde 2] en bevestigen juist dat [geïntimeerde 3] slechts incidenteel betrokken werd en dat de rol van [geïntimeerde 2] door [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 4] was overgenomen. Merode vraagt [geïntimeerde 3] immers om te bemiddelen, hij draagt hem niet op de opdracht aan [geïntimeerde 2] uit te voeren. Daarbij is het standpunt van [geïntimeerde 3] over dit onderwerp consistent geweest. [appellante] is professioneel ondersteund geweest en het had op haar weg althans die van haar adviseurs gelegen om duidelijkheid te scheppen over de rol van [geïntimeerde 2] . Dit geldt temeer nu het factuur- en betalingsverkeer geheel buiten [geïntimeerde 2] om ging en zijn rol als hoofdaannemer niet uit de verf kwam. Uit de in(hof: 2 sub r)
aangehaalde email blijkt ten slotte dat de door [appellante] ingeschakelde architect meende dat [appellante] direct met [geïntimeerde 4] moest overleggen over afronding van de werkzaamheden en niet met [geïntimeerde 2] , die volgens [appellante] ’s huidige stellingen haar contractspartij was. Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde 2] op 14 april 2017 is beëindigd en dat de opdracht door [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] is overgenomen.
de tweede grief in principaal appelevenals
de grief in incidenteel appel van [geïntimeerde 5]zien op dit laatste oordeel. Zowel [appellante] als [geïntimeerde 5] stelt dat tussen hen geen contractuele relatie tot stand is gekomen. Het hof zal daarom daarvan uitgaan. Wat betreft het oordeel van de rechtbank dat de overeenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde 2] op 14 april 2017 is beëindigd en dat de opdracht door [geïntimeerde 4] is overgenomen, heeft [appellante] aangevoerd dat zij de onder 2 sub d vermelde factuur van 7 februari 2017 ten bedrage van € 10.315,65 van [geïntimeerde 2] aan [geïntimeerde 2] heeft voldaan. [appellante] heeft verder aangevoerd dat de rechtbank te veel waarde heeft gehecht aan de verklaringen van [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en [betrokkene] , aangezien [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] als partij bij dit geschil zijn betrokken en [betrokkene] een werknemer van [geïntimeerde 4] is. [geïntimeerde 3] is volgens [appellante] na 14 april 2017 wel degelijk betrokken gebleven bij de bouwwerkzaamheden. [architect] heeft [geïntimeerde 3] op 22 juli 2017 gevraagd te bemiddelen, omdat hij niet beter wist dan dat [geïntimeerde 2] nog altijd de verantwoordelijke hoofdaannemer was. Uit de notulen van de bouwvergadering van 4 september 2017 blijkt dat [geïntimeerde 3] op deze bouwvergadering aanwezig was. [geïntimeerde 4] heeft dit aanvankelijk ook bevestigd in zijn schrijven naar aanleiding van dit bouwoverleg. [appellante] heeft ten slotte gesteld dat er geen overtuigend schriftelijk bewijs is van de overname van de opdracht door [geïntimeerde 4] . [appellante] heeft daar nooit mee ingestemd en wist als leek in de woningbouw niet dat het ongebruikelijk is om een onderaannemer te betalen in plaats van een hoofdaannemer. [geïntimeerde 3] , die door [appellante] als bestuurder van [geïntimeerde 2] is aangesproken, en [geïntimeerde 4] hebben beiden weersproken dat [geïntimeerde 2] na 14 april 2017 nog als wederpartij van [appellante] had te gelden.
€ 3.475,00van factuur 2017081 à € 16.550,00. Volgens [appellante] is deze btw contant betaald. Zij heeft echter geen voldoende specifiek bewijsaanbod van deze betwiste stelling gedaan. Deze post zal daarom worden toegewezen.
€ 11.000,00. [geïntimeerde 4] heeft deze als deelfactuur betitelde factuur niet nader toegelicht. Blijkens de uitlatingen van partijen ter zitting in hoger beroep menen zij dat, voor zover er een overeenkomst bestond tussen [appellante] en [geïntimeerde 4] , deze overeenkomst inmiddels is geëindigd. Kennelijk is echter nog niet afgerekend naar de stand van het werk. Het hof gaat ervan uit dat dat dus nog moet gebeuren. Op dit moment is nog onvoldoende duidelijk of de stand van het werk betaling van deze factuur rechtvaardigt. Deze post komt daarom in deze procedure niet voor toewijzing in aanmerking.
€ 1.870,66. Op deze factuur staat vermeld: ‘Meerwerk (…) kooi, schuifdeuren, screens, stijgers, zand verplaatsen’. Blijkens een door [geïntimeerde 4] overgelegd e-mailbericht van 4 juli 2017 van [appellante] heeft [appellante] voor deze posten met deze prijs opdracht gegeven. [appellante] heeft niet weersproken dat deze ook door haar als additioneel beschreven werkzaamheden zijn uitgevoerd. Het gevorderde bedrag is daarom toewijsbaar.
€ 9.000,00. Ook deze factuur is als deelfactuur betiteld en niet nader toegelicht. Om dezelfde reden als hierboven ten aanzien van de tweede factuur is overwogen, komt ook deze factuur niet voor toewijzing in aanmerking.
€ 1.452,00. [geïntimeerde 4] heeft ter zitting te kennen gegeven dat de desbetreffende werkzaamheden niet zijn uitgevoerd en dit bedrag daarom ook niet langer zal worden gevorderd. Ook dit bedrag zal dus niet worden toegewezen.
4.4. De beslissing
- [bewindvoerder] begroot op nihil;
- [geïntimeerde 2] begroot op nihil;
- [geïntimeerde 3] begroot op € 741,00 aan verschotten en € 9.702,00 voor salaris;
- [geïntimeerde 5] begroot op € 741,00 aan verschotten en € 9.702,00 voor salaris;