Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Vonder meer geklaagd dat de vaststelling door de rechtbank van de in 2.14 en 2.15 vermelde feiten onvolledig is. Voor zover de toelichting op grief V daartoe aanleiding geeft zal daarmee bij de beoordeling rekening worden gehouden. De volgende feiten zijn in hoger beroep voor het overige niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
geeft aan de ondernemer(hof: Forum)
ten behoeve van het bedrijf, gevestigd in het pand gelegen aan (…), hierna met inbegrip van alle aanhorigheden en terrassen aangeduid als het pand, in bruikleen de aan de brouwerij in eigendom toebehorende tap- en koelapparatuur en -materialen, zoals vermeld op de aan de ondernemer toe te zenden specificatie hierna te noemen het bruikleenoverzicht.
stelt aan de ondernemer(hof: Forum)
ten behoeve van het bedrijf, gevestigd in het pand gelegen aan (…), hierna met inbegrip van alle aanhorigheden en terrassen aangeduid als het pand, uitsluitend voor de opslag, het koelen en het tappen van pilsenerbier van het merk Heineken de navolgende roerende zaken ter beschikking, die de brouwerij in eigendom toebehoren:
"Partijen genoegzaam bekend".
gehad met (…), [makelaar] en (…) i.v.b. belangstelling voor de Brasserie, Rumba, Tapperij en het Golden Fust. Ik heb van (…) van Twister en (…) van Time Out begrepen dat zij per direct Rumba en de Brasserie willen overnemen, dan vallen de waarborgsommen vrij en die kunnen we ook gebruiken om de achterstand in te lopen. Verder heeft (…) aangegeven dat hij op korte termijn geld kan aantrekken om het Fust te kopen.
(…) Ik vind het belangrijk dat jullie weten dat we er alles aan doen om een aantal zaken te verkopen zodat we de opbrengst kunnen gebruiken om onze schulden aan Heineken te voldoen."
en dit soort verrassingen horen niet te gebeuren. (…) Volgens mij heeft [bestuurder POC beheer B.V.] op geen enkele wijze garanties afgegeven dus deze kunnen enkel van jouw kant zijn gekomen zonder autorisatie van [bestuurder POC beheer B.V.] . (…)"
verklaart met ingang van (…) de huurder(hof: de koper van het desbetreffende horecabedrijf)
in de plaats te stellen van de ondergetekende sub 2(hof: Forum)
in de huurovereenkomst, (…)
Ter (gedeeltelijke) voldoening van hetgeen de brouwerij uit hoofde van de huurkoopovereenkomst te eniger tijd van de ondernemer sub 2 te vorderen heeft, draagt de ondernemer sub 2 hierbij aan de bouwerij over, gelijk deze hierbij aanneemt, al hetgeen de ondernemer sub 2 te vorderen heeft of zal krijgen van de huurder uit hoofde van bedoelde koopovereenkomst.
gesplitst in een bedrag van
bepaald?
is grotendeels gedaan door [medewerker Heineken] Nijssen van Heineken. Ik ben daar volledig buiten gehouden. Op een dag kon ik tekenen en sleutels inleveren. De opbrengst is naar Heineken gegaan.(…)".
3.Beoordeling
grief VIeen andere verdeling van stelplicht en bewijslast wordt bepleit, faalt zij.
grief Ibetoogt de curator dat de rechtbank de daarover aangedragen, in 3.4 aangehaalde argumenten te beperkt heeft geïnterpreteerd. Ter toelichting van
grief III en grief VIheeft de curator gesteld dat Heineken het beleid van Forum bepaalde. De toelichtingen van de grieven I, II en IV houden daarover het volgende in.
grief I. Het hof overweegt hierover het volgende. Uitstel van executie van het ontruimingsvonnis zonder meer is geen misbruik van dat vonnis. Dat het uitstel en het ‘onder druk zetten’ (3.4. a) onder de omstandigheden van het geval als misbruik moeten worden aangemerkt, heeft de curator onvoldoende concreet toegelicht. In hoger beroep is niet gesteld of gebleken dat er naast de door de rechtbank opgesomde handelingen nog andere gedragingen van Heineken waren, die in samenhang bezien misbruik van het ontruimingsvonnis kunnen opleveren. Deze stelling baat de curator niet.
grief Iheeft de curator voorts benadrukt dat Heineken op de hoogte was van de debiteuren- en crediteurenpositie van Forum, waardoor zij wist dat de overige schuldeisers onbetaald zouden blijven door haar toedoen. Naar het oordeel van het hof is die wetenschap van Heineken, zonder nadere toelichting die de curator ook in hoger beroep niet heeft gegeven, onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat Heineken bij uitoefening van haar bevoegdheden deze heeft overschreden, althans dat zij met gebruikmaking van haar machtspositie de bestuursmacht bij Forum aan zich heeft getrokken.
grief II en grief IVblijkt – zoals ook de rechtbank heeft overwogen en de curator ter terechtzitting in hoger beroep bij monde van mr. Keekstra heeft bevestigd – dat Forum reeds voor het ontruimingsvonnis een verkoopopdracht aan [makelaar] had verstrekt. In die periode heeft Forum over verkoop van de horecagelegenheden contact onderhouden met [makelaar] (zie 2.14). In het licht van deze omstandigheden overtuigt het betoog van de curator, dat niet Forum maar Heineken feitelijk de beslissing tot verkoop van de bedrijven heeft genomen, niet. Dit nog daargelaten in hoeverre handelingen voorafgaand aan het ontruimingsvonnis de vordering kunnen ondersteunen; de curator heeft zijn vordering immers gebaseerd op gedrag van Heineken als feitelijk bestuurder ná het ontruimingsvonnis. Met betrekking tot de rol van [makelaar] na het ontruimingsvonnis heeft de curator zich beroepen op een door hem in het geding gebrachte verklaring van [boekhouder Forum] . Deze heeft verklaard – kort gezegd – dat [makelaar] en [bestuurder POC beheer B.V.] geen grote vrienden zijn, dat [boekhouder Forum] denkt dat Heineken [makelaar] naar voren heeft geschoven en dat hij denkt dat Heineken de regie over de verkoop van de horecagelegenheden voerde. Naar het oordeel van het hof is de verklaring van [boekhouder Forum] onvoldoende concreet om de stelling van de curator, dat Heineken het beleid betreffende de verkoop van de horecagelegenheden bepaalde, te schragen. De correspondentie van [makelaar] met Heineken, soms zonder [bestuurder POC beheer B.V.] daarin te betrekken, waar de curator op heeft gewezen, maakt dat niet anders. Ook de omstandigheid dat [makelaar] na overleg met Heineken van de koopsommen een bedrag groot € 15.000 heeft ingehouden als waarborg voor het oplossen van enkele discussiepunten tussen koper en verkoper, brengt in de gegeven omstandigheden niet mee dat Heineken als feitelijk beleidsbepaler kan worden aangemerkt.
grief Vdat Heineken, in weerwil van het KG-vonnis, hem bescheiden onthoudt, waardoor hij niet in staat is zijn bewijspositie te verstevigen en in bewijsnood verkeert. De stelling van Heineken, dat zij niet beschikt over andere correspondentie met aspirant kopers van de horecagelegenheden dan de twee brieven die zij ter uitvoering van het KG-vonnis aan de curator heeft verstrekt, noemt de curator ongeloofwaardig. Met
grief VIIstelt de curator zich op het standpunt dat hij tot bewijslevering moet worden toegelaten.
grieven I tot en met VIIIgeen doel treffen.
grieven IX tot en met XIIIhouden verband met de zes subsidiaire vorderingen van de curator. Deze grieven zien op onregelmatigheden die volgens de curator speelden bij de verkoop in 2013 van de horecabedrijven Rumba, Tango, de Brasserie en het Golden Fust.
grieven IX en Xbetreffen de vraag of schuldeisers zijn benadeeld als gevolg van de omstandigheid dat de koopsommen van de verschillende horecaondernemingen uitsluitend aan Heineken zijn ten goede gekomen (zie 2.15 en 2.16). Het betoog van de curator laat zich als volgt samenvatten.
bedoeldekoopovereenkomst’ in art. 5 (dan wel 2) moeten partijen dan ook het oog hebben gehad op de in dezelfde volzin bedoelde huurkoopovereenkomst, zo is het hof met de rechtbank van oordeel. Weliswaar hebben partijen blijkens de woorden
al hetgeeneen ruim bereik aan de cessie willen toekennen, dat bereik bleef beperkt tot al hetgeen betrekking had op
bedoelde huurkoopovereenkomst. Ook indien met de curator moet worden aangenomen dat de cessies daarmee in het gegeven geval overbodig waren, vloeit daaruit niet voort dat partijen met ‘bedoelde koopovereenkomst’ hebben willen verwijzen naar een overeenkomst die in akte van indeplaatsstelling niet wordt vermeld.
4.Feiten
VII tot en met XI, aangedragen tegen de vaststellingen in 2.3, 2.4, 2.5 en 2.9 van het bestreden KG-vonnis. In het hoger beroep in de kortgedingzaak is de vraag aan de orde - kort gezegd - of Heineken gehouden is de curator (inzage in) bescheiden te verschaffen. Voor zover de vaststellingen in 2.3, 2.4, 2.5 en 2.9 van het bestreden KG-vonnis voor de beoordeling van die vraag van belang zijn, wordt aan de grieven VII tot en met XI hierna aandacht besteed. De feiten zijn in hoger beroep voor het overige niet in geschil, zodat ook het hof deze tot uitgangspunt neemt. De voorzieningenrechter heeft onder meer vastgesteld (KG-vonnis 2.9 en 2.10) dat de rechtbank, in de bodemzaak bij vonnis van 15 augustus 2018, i) heeft geoordeeld dat de stelling van de curator dat Heineken als feitelijk bestuurder van Forum aangemerkt moet worden als onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen en ii) de primaire vordering heeft afgewezen, en dat de curator tegen dit vonnis hoger beroep heeft ingesteld. Voor zover feiten in hoger beroep voor het overige nog relevant zijn, worden zij hierna onder 5 weergegeven.
5.Beoordeling
grief IIheeft Heineken betoogd dat de vorderingen van de curator niet toewijsbaar waren, aangezien de vorderingen van de curator in de bodemzaak bij vonnis van 15 augustus 2018 reeds waren afgewezen. Heineken verliest uit het oog dat tegen het vonnis in de bodemzaak appel was ingesteld en dat, zoals de voorzieningenrechter onbetwist heeft overwogen, de curator de bescheiden opvorderde met het oog op het hoger beroep. De omstandigheid dat een vordering in eerste aanleg ten principale is afgewezen, sluit niet uit dat een rechtsbetrekking in het kader van een exhibitievordering ten behoeve van het hoger beroep wel voldoende aannemelijk wordt geacht. Grief II faalt.
grief IVheeft, zo begrijpt het hof, de zelfde strekking, aangevuld met de stelling dat onvoldoende is toegelicht dat de gevraagde bescheiden betrekking hebben op het centrale thema van het geschil. De voorzieningenrechter heeft, voor zover hij de vordering heeft toegewezen, overwogen dat de omschrijving van de soort bescheiden (correspondentie uit een bepaalde periode tussen Heineken en aspirant kopers) voldoende bepaald is. Het hof maakt dat oordeel tot het zijne. Die bescheiden kunnen relevant zijn ter schraging van het betoog dat Heineken feitelijk bestuurder van Forum was. Dat betoog legt de curator ten grondslag aan de primaire vordering in de bodemzaak (zie 3.2). Daarmee betreft het door de voorzieningenrechter toegewezen onderdeel van de vordering een centraal thema van het geschil. Grief IV noch grief XII treft doel.
grief Ven
grief XVvoert Heineken aan dat niet aannemelijk was dat zij over de bescheiden beschikte. Dat betoog wordt gepasseerd. Heineken heeft immers niet gegriefd tegen de overweging van voorzieningenrechter dat Heineken ter mondelinge behandeling in eerste aanleg niet heeft uitgesloten over meer bescheiden te beschikken dan zij tot dan toe had aangenomen. Heinekens stelling, dat zij niet kan worden verplicht haar omvangrijke dossier door te spitten, miskent voorts de strekking van een veroordeling op de voet van artikel 843a Rv. De grieven V en XV zijn tevergeefs voorgesteld.
grief XIVheeft Heineken geklaagd dat de voorzieningenrechter aan het oordeel, dat de curator rechtmatig belang heeft bij kennisneming van correspondentie, geen periode heeft verbonden. Heineken ziet de overwegingen 4.10 en 4.14, alsmede 5.1 van het dictum van het bestreden KG-vonnis, waaruit blijkt dat het gaat om de periode van december 2012 tot en met 4 februari 2014, over het hoofd. De grief faalt.
XVIIIbetreft het oordeel van de voorzieningenrechter over de proceskosten. Het hof overweegt het volgende. Uit de overwegingen 5.6 tot en met 5.12 volgt dat de voorzieningenrechter destijds niet tot een onjuiste beslissing is gekomen. Anders dan Heineken meent, was er in eerste aanleg aanleiding om de curator niet geheel in het ongelijk te stellen en daarmee om de proceskosten tussen partijen, die destijds elk gedeeltelijk in het ongelijk gesteld zijn, te compenseren. Grief XVIII treft evenmin doel.
grief XIXheeft Heineken terecht opgemerkt dat de woorden “of meer” in het dictum onder 5.2 van het bestreden vonnis niet een begrijpelijke toevoeging zijn. De woorden doen aan de begrijpelijkheid van het dictum naar het oordeel van het hof echter niet af. Voor het overige heeft ook grief XIX geen zelfstandige betekenis. De grieven XVI en XIX delen het lot van de eerdere grieven.