Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Bewijsverweer
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 mei 2018. De verdachte, geboren in 1970, was aangeklaagd voor witwassen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, die werd vernietigd. De verdediging had vrijspraak bepleit en voerde aan dat de herkomst van een geldbedrag van circa € 300.000,00 legitiem was, gebaseerd op verkoopakten van onroerend goed in Marokko. Het hof oordeelde echter dat de door de verdediging gegeven verklaring niet als een concrete en verifieerbare verklaring kon worden aangemerkt. De verklaring dat het geld in delen vanuit Marokko naar Nederland was gebracht, was onvoldoende om de herkomst van het geld te verklaren, vooral gezien de grote coupures van € 100,00 en € 500,00 die bij de verdachte waren aangetroffen. Het hof concludeerde dat de verdachte wist dat het geld van misdrijf afkomstig was, wat het witwassen ernstig maakte. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, maar het hof matigde deze straf tot 7 maanden, omdat de redelijke termijn voor berechting was overschreden. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Het hof vernietigde het vonnis ten aanzien van de gevangenisstraf en bevestigde het vonnis voor het overige.