Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Vordering van het openbaar ministerie
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (hierna: de Verblijfsrichtlijn). Bij beschikking van [het hof begrijpt:] 2 oktober 2012 heeft de Minister voor Immigratie en Asiel de verdachte ongewenst verklaard.
derdelanders” (die illegaal op het grondgebied van een EU-staat verblijven).
Vrijspraak
29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (hierna: de Verblijfsrichtlijn). Bij beschikking van [het hof begrijpt:] 2 oktober 2012 heeft de Minister voor Immigratie en Asiel de verdachte ongewenst verklaard.
ten tijde van het tenlastegelegdenog immer een
actuele, werkelijke en
voldoende ernstige bedreigingvoor een
fundamenteel belangvan de samenleving vormde. De feiten en omstandigheden zoals opgesomd in de beschikking tot ongewenstverklaring van 2 oktober 2012 vormen reeds gelet op het tijdsverloop tussen deze ongewenstverklaring en de in de tenlastelegging genoemde datum op zichzelf onvoldoende grond voor de vaststelling dat de verdachte een bedreiging in evengenoemde zin vormde. Die grond kan evenmin worden gevonden in de door de advocaat-generaal genoemde omstandigheid dat de verdachte op 17 februari 2020 door de rechtbank Noord-Holland onherroepelijk is veroordeeld voor drie vermogensdelicten gepleegd in november 2018 en februari 2019. Het hof acht deze veroordeling onvoldoende redengevend voor de slotsom dat sprake is van vorengenoemde bedreiging. Het nadere onderzoek dat is vereist om een dergelijke bedreiging al dan niet te kunnen vaststellen is niet uitgevoerd. Het dossier ontbeert dan ook hierop specifiek toegespitste informatie, waaronder begrepen toereikende informatie over de woon/leefomstandigheden van de verdachte en (andere) gegevens met betrekking tot het persoonlijke gedrag van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.