ECLI:NL:GHAMS:2021:1914

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
23-004640-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met bedreiging met geweld in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1991 en gedetineerd in PI Noord-Holland Noord, was aangeklaagd voor diefstal met bedreiging met geweld. De tenlastelegging omvatte twee incidenten waarbij de verdachte op 8 en 17 november 2019 in Koog aan de Zaan flessen sterke drank heeft gestolen uit winkels, waarbij hij bedreigingen met een mes heeft geuit aan de slachtoffers. Tijdens de zitting op 17 juni 2021 heeft het hof de camerabeelden bekeken, die voldoende duidelijk waren om de verdachte te herkennen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor immateriële schade. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004640-19
datum uitspraak: 1 juli 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-275001-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1991,
uit anderen hoofde gedetineerd in PI Noord-Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 november 2019 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad twee flessen sterke drank (Jack Daniels), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel 1] en/of [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen aan die [benadeelde] en/of daarbij die [benadeelde] toe te voegen "Oppassen jij!", althans woorden van gelijke dreigende aard;
2.
hij op of omstreeks 17 november 2019 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad 12, althans een of meer, fles(sen) sterke drank (ter waarde van ongeveer 380 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel 1] en/of [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [slachtoffer] te zeggen "Ik heb een groot mes in mijn zak en ik loop nu weg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring, een andere kwalificatie van het bewezenverklaarde en een andere beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is die het feit heeft gepleegd. De foto’s (
stills) van de camerabeelden zijn niet duidelijk. Dat op de
stillsvan de dader een hand zonder pink en ringvinger zijn te zien, hetgeen door de politierechter redengevend is geacht, kan door de invalshoek van de camera zijn veroorzaakt en zegt dus niets over het signalement van de dader.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onderdeel bedreiging met geweld nu alleen de aangeefster daarover heeft verklaard
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
Op 8 november 2019 heeft een diefstal met bedreiging met geweld plaatsgevonden in de winkel [winkel 2]. De politie heeft de camerabeelden van dat feit beschreven in een proces-verbaal. Van die camerabeelden zijn
stillsweergegeven in het dossier. Het hof stelt vast dat die
stillsvoldoende duidelijk en specifiek zijn om daarop – en dus op de camerabeelden- een herkenning van de dader te kunnen baseren. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] dat zij op 17 november 2019 de verdachte herkende als degene die is te zien op de haar getoonde beelden van 8 november 2019 acht het hof dan ook betrouwbaar. Daarbij komt dat bij beide feiten de plaats van het delict alsmede de aard van de diefstal (flessen sterke drank) overeenkomt en dat uit het proces-verbaal van beschrijving van de camerabeelden naar voren komt dat van de dader op 8 november 2019 drie vingers van de rechterhand en niet de pink en ringvinger van die hand zichtbaar zijn, hetgeen overeenkomt met de waarneming van de rechter-commissaris van de rechterhand van de verdachte. Gelet op het voorgaande merkt het hof de verdachte aan als degene die beide tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Het standpunt van de raadsman dat ten aanzien van feit 2 de verklaring van [slachtoffer] dat zij is bedreigd, geen steun vindt in ander bewijs vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder het aantreffen van messen in de kleding van de verdachte bij diens aanhouding kort na het feit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 november 2019 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, twee flessen sterke drank Jack Daniels, die toebehoorden aan [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes te tonen aan die [benadeelde] en die [benadeelde] toe te voegen "Oppassen jij!".
2.
hij op 17 november 2019 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, flessen sterke drank, die toebehoorden aan de [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door tegen die [slachtoffer] te zeggen "Ik heb een groot mes in mijn zak en ik loop nu weg".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feiten 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft verzocht om aan te sluiten bij de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting en een gevangenisstraf voor de maximale duur van 5 maanden op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan een diefstal met bedreiging met geweld door een groot mes te tonen en/of door dreigende taal uit te slaan. Niet alleen heeft de verdachte, door zo te handelen, er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van het desbetreffende winkelbedrijf. Daarenboven heeft hij een voor de slachtoffers, medewerksters van dit winkelbedrijf, intimiderende situatie geschapen waardoor hij gevoelens van onveiligheid en angst teweeggebracht. Tevens worden hierdoor in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat de verdachte beide feiten op een brutale, schijnbaar achteloze en zeker respectloze wijze heeft gepleegd rekent het hof hem eveneens aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 juni 2021 is hij eerder voor misdrijven, waaronder vermogensdelicten, onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Een gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd is passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof, gelet op de ernst van de feiten niet kan volstaan met een andere, lagere straf, dan de hieronder bedoelde.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal, voor zover nog aan de orde, volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is de vordering betwist. Daartoe is naar voren gebracht dat de gestelde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
Immateriële schade kan op grond van artikel 6:106 BW worden toegekend – voor zover hier van
belang – als de benadeelde:
1.
lichamelijk letselheeft opgelopen,
2. in zijn
eer of goede naam is geschaadof
3. op
andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Het hof is van oordeel dat, hoewel de verdachte zich intimiderend jegens de benadeelde partij heeft gedragen, zij onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat sprake is van immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106 BW, in het bijzonder aantasting in de persoon op andere wijze. Ook in het dossier kunnen hiervoor geen aanknopingspunten worden gevonden. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het rechtsgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juli 2021.
mr. F.M.D. Aardema en mr. A.M.P. Geelhoed zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.