In hoger beroep heeft dit hof bij arrest van 28 augustus 2015 (hierna: het arrest van 28 augustus 2015) poging tot doodslag eveneens bewezen verklaard. Echter, het hof heeft geconcludeerd dat [geïntimeerde] in noodweer heeft gehandeld. Het hof heeft het bewezen verklaarde niet strafbaar verklaard en [geïntimeerde] ter zake ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof heeft met betrekking tot het beroep op noodweer het volgende overwogen:
“
Tussen de verdachte en zijn schoonzoon hebben zich in de woning van de verdachte aan het einde van een verjaardagsfeestje waarbij door alle volwassenen veel alcohol was genuttigd twee geweldsincidenten voorgedaan. Het eerste incident vond na een verbale ruzie rond 1 uur ’s nachts plaats in de hal van het huis van de verdachte. De verdachte is hierbij geduwd en geslagen door zijn schoonzoon. Door een vuistslag in het gezicht heeft de verdachte letsel opgelopen. De verdachte is vervolgens onderuit gegaan en tegen een ruitje van de deur gevallen, dat als gevolg daarvan is gebroken. Niet duidelijk is geworden wat precies de aanleiding is geweest tot dit verbale en nadien fysieke geweld tussen de verdachte en zijn schoonzoon. Wel staat vast dat de schoonzoon op dat moment zeer agressief was.
Na dit eerste incident is de verdachte allereerst naar zijn slaapkamer gegaan, maar omdat hij zich niet goed voelde is hij voor enige tijd naar buiten gegaan en later, vanwege de kou en langs een andere weg weer naar binnen gegaan.
Volgens de verdachte was hij op dat moment in de veronderstelling dat zijn schoonzoon, het latere slachtoffer [appellant] , inmiddels was vertrokken en is hij in de woonkamer gaan zitten in de betreffende zitkuil aldaar. Vervolgens heeft zich een tweede incident voorgedaan en werd de verdachte opnieuw aangevallen door zijn schoonzoon, die hem opnieuw heeft geslagen. De verdachte bevond zich bij deze tweede aanval naar eigen zeggen in een hoek van de zitkuil, waar hij niet uit kon komen zonder langs zijn schoonzoon te gaan. Hij heeft van de tafel voor hem een mes gepakt en daarmee gestoken.
[F] heeft tegenover de politie verklaard dat zij de verdachte na dit tweede incident heeft horen zeggen dat hij weer tegen zijn slaap was geslagen door zijn schoonzoon. Kleinzoon [B] , die als enige het incident tussen zijn opa en vader heeft gezien, heeft verklaard dat zijn vader (de schoonzoon van verdachte) en zijn opa (verdachte) ruzie kregen, dat zijn opa nadat hij een klap van zijn vader had gekregen een mes pakte en zijn vader in zijn buik stak.
Het hof leidt uit deze verklaringen in combinatie met voornoemde feiten en omstandigheden af dat de verdachte zich bij het tweede geweldsincident in een noodweersituatie bevond.
Proportionaliteit en subsidiariteit van de verdediging
Het hof acht het aannemelijk dat de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, door de eerste aanval in paniek is geraakt en bij de tweede aanval geen andere uitweg zag, anders dan zijn schoonzoon met een toevallig voorhanden liggend mes op een tafeltje in de zitkuil ter afwering te steken. Het hof overweegt dat ten tijde van de eerste aanval getuigen [F] en [A] zich in het incident hebben gemengd om het latere slachtoffer [appellant] te kalmeren. Getuige [F] heeft verklaard dat [appellant] te agressief was om te benaderen. Vastgesteld kan worden dat zich op het moment van de tweede aanval geen volwassenen in de buurt van de verdachte en het latere slachtoffer bevonden.
Er is geen aanwijzing dat de verdachte het mes anders dan ter verdediging heeft gehanteerd. Geenszins is aannemelijk geworden dat de verdachte zich aan de situatie heeft kunnen onttrekken door te vluchten nu hij geen uitweg uit die zitkuil zag anders dan voorbij te gaan aan zijn schoonzoon. Evenmin is aannemelijk geworden dat de verdachte met een minder ingrijpend verdedigingsmiddel heeft kunnen volstaan, waarbij het hof in aanmerking neemt het grote leeftijdsverschil tussen de verdachte en het latere slachtoffer. Het hof is dan ook van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.”