Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“Hierdoor deel ik u mede dat ik geen vast dienstverband heb en ook geen eigen onderneming heb.Mijn inkomsten ad ca. € 1.000,-- per maand vloeien voort uit onregelmatige werkzaamheden welke ik voor derden verricht.”
3.Beoordeling
grief Ikomt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet is gebleken van enig onrechtmatig handelen aan de zijde van de SVB. [appellante] voert daartoe aan – samengevat weergegeven – dat uit het telefoonrapport van 25 juli 2006 (zie onder 2.4) blijkt dat het idee om een fictief inkomen te hanteren uitging van de SVB en dat zij niet heeft gewaarschuwd voor mogelijke nadelige fiscale consequenties. Volgens [appellante] blijkt ook uit de telefoonnotitie van 21 augustus 2007 (zie onder 2.7) dat de SVB ervan op de hoogte was dat het fictieve inkomen (veel) te hoog was en dat er dus sprake zou zijn van nabetalingen. Ook op dat moment heeft de SVB niet gewaarschuwd voor mogelijke fiscale consequenties. De SVB heeft de nabetalingen ten onrechte gezamenlijk als één bedrag geadministreerd als inkomen over het jaar 2012, terwijl het als inkomen over afzonderlijke jaren geadministreerd had moeten worden.
grief IImet betrekking tot de proceskostenveroordeling in eerste aanleg faalt. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof ziet geen aanleiding [appellante] te veroordelen tot vergoeding van alle door de SVB in verband met de onderhavige procedure gemaakte kosten, nu geen sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door [appellante] . [appellante] heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod daarom wordt gepasseerd.
.