ECLI:NL:GHAMS:2021:1874

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
200.095.136/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullend voorschot deskundigen in civiele procedure

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 2 juni 2020, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2021 een arrest gewezen met betrekking tot een aanvullend voorschot voor deskundigen. De zaak betreft [X] Beheer B.V. als appellante tegen de Staat der Nederlanden als geïntimeerde. Het hof heeft eerder deskundigen benoemd en hen verzocht om nadere toelichting te geven op hun rapportage over de depreciatie. De deskundigen hebben aangegeven dat zij een aanvullend voorschot van € 16.800 nodig hebben om de gevraagde toelichting te kunnen geven, wat door beide partijen is betwist. Het hof heeft de bezwaren van [X] tegen het deskundigenbericht behandeld, maar de kwestie van de depreciatie bleef onbesproken tot dit arrest. Het hof heeft vastgesteld dat de deskundigen in hun nadere rapportage ook moeten ingaan op alle producties die door [X] zijn overgelegd. Na beoordeling van de situatie heeft het hof besloten dat een aanvullend voorschot van € 2.100, exclusief btw, redelijk is, en dat beide partijen de helft van dit bedrag moeten betalen. Het hof heeft verder bepaald dat de deskundigen voor 15 september 2021 een schriftelijk ondertekend bericht moeten inleveren en dat de zaak naar de rol wordt verwezen voor aanvullend deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.095.136/02
zaak-/rolnummer rechtbank Alkmaar: 123722/HA ZA 10-938
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juni 2021
inzake
[X] BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. L.E. de Geer te Amsterdam,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F. Sepmeijer te Den Haag.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna weer [X] en de Staat genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 2 juni 2020 een vijfde tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Bij het laatste tussenarrest heeft het hof bepaald dat aan de bij arrest van 16 januari 2018 benoemde deskundigen zal worden gevraagd de in het deskundigenbericht met betrekking tot de depreciatie gemaakte keuze en toegepaste werkwijze nader toe te lichten en te motiveren.
Bij brief van 10 juni 2020 heeft het hof het tussenarrest van 2 juni 2020 aan de deskundigen toegezonden en hun verzocht aanvullend te rapporteren.
Bij brief van 25 augustus 2020 hebben de deskundigen zich bereid verklaard de gevraagde nadere toelichting te verstrekken, maar verzocht hun daarvoor een aanvullend voorschot van (96 x € 175,=, is) € 16.800,= toe te kennen, omdat het gevraagde een uitbreiding van de oorspronkelijke opdracht zou inhouden.
Bij brieven van 18 november 2020 en 23 november 2020 hebben partijen bezwaar gemaakt tegen toekenning van een aanvullend voorschot.
Bij brief van 17 mei 2021 hebben de deskundigen naar aanleiding van de naar voren gebrachte bezwaren op verzoek van het hof de verzochte verhoging nader gespecificeerd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Uit de brief van 17 mei 2021 blijkt dat de deskundigen bij het begroten van het nadere voorschot ervan zijn uitgegaan dat het de bedoeling was dat zij in hun nadere rapport ook hun licht zouden laten schijnen over alle producties die door [X] bij haar memorie na deskundigenbericht zijn overgelegd en alles wat door [X] in die memorie overigens nog over depreciatie is opgemerkt. Indien het hof de vraag zou beperken tot de punten en de publicaties die onder 4.24 van die memorie zijn vermeld, zouden met het nadere rapport niet 96, maar ongeveer 12 uren zijn gemoeid.
2.2
In het tussenarrest van 2 juni 2020 heeft het hof alle bezwaren van [X] tegen het deskundigenbericht behandeld, behalve de kwestie van de depreciatie, die door [X] , na een inleiding in 4.17 tot en met 4.23 van de memorie na deskundigenbericht, met name in 4.24 daarvan is besproken, mede aan de hand van aldaar genoemde publicaties. Het is de bedoeling dat de deskundigen met name ingaan op de argumenten in 4.24 en de aldaar genoemde publicaties. Het komt het hof daarom voor dat de door deskundigen genoemde 12 uur voldoende moeten zijn om de door de hen in hun deskundigenbericht ten aanzien van de depreciatie gemaakte keuze uit te leggen en nader te motiveren. Het hof acht het niet onredelijk de deskundigen voor deze uitgebreidere motivering, waarmee zij bij de begroting van hun honorarium kennelijk geen rekening hadden gehouden, een aanvullend voorschot toe te kennen van (12 x € 175,=) € 2.100,= exclusief btw, in aanvulling op het reeds gestorte voorschot van (in totaal) € 18.000,=.
2.3
Slotsom is dat voldoende grond bestaat om het aanvullende voorschot te bepalen op € 2.100,= exclusief btw en om te bepalen dat elk van partijen de helft daarvan moet betalen.

3.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat de deskundigen (gezamenlijk) een bedrag groot € 2.100,= exclusief btw als (verhoogd) voorschot op loon en kosten toekomt;
bepaalt dat elk van partijen de helft van genoemd bedrag als voorschot op de kosten van de deskundige dient te voldoen; partijen zullen daarvoor van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota ontvangen met betaalinstructies; het bedrag moet worden voldaan binnen twee weken na ontvangst van die nota;
bepaalt dat de deskundige vóór 15 september 2021 een nader schriftelijk ondertekend bericht ter griffie van dit hof zal inleveren;
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 21 september 2021voor aanvullend deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.C. Toorman en C.C. Meijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.