ECLI:NL:GHAMS:2021:1842
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep van verkrachting wegens onvoldoende bewijs van onvrijwilligheid
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte eerder was vrijgesproken van verkrachting. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De verdachte was beschuldigd van het dwingen van de benadeelde partij tot seksuele handelingen op Koh Tao, Thailand, op 16 augustus 2017. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 mei 2021 heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en de verdachte gehoord, evenals de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal stelde dat de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vonden in het bewijs, waaronder het aantreffen van bloed en sperma in de slip van de aangeefster en getuigenverklaringen over haar emotionele toestand na de vermeende verkrachting.
De raadsman van de verdachte voerde echter aan dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs, en dat het bewijsminimum volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet werd gehaald. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte bevestigden dat er seksuele handelingen hadden plaatsgevonden, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het onvrijwillige karakter van deze handelingen. Het hof concludeerde dat de aangetroffen sperma en bloed niet als steunbewijs konden dienen voor de onvrijwilligheid van de seks, en dat de getuigenverklaringen niet voldoende bewijs boden voor de beschuldiging.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de beschuldiging die aan de vordering ten grondslag lag. Het hof bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten dragen.