ECLI:NL:GHAMS:2021:1842

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
23-000965-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van verkrachting wegens onvoldoende bewijs van onvrijwilligheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte eerder was vrijgesproken van verkrachting. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De verdachte was beschuldigd van het dwingen van de benadeelde partij tot seksuele handelingen op Koh Tao, Thailand, op 16 augustus 2017. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 mei 2021 heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en de verdachte gehoord, evenals de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal stelde dat de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vonden in het bewijs, waaronder het aantreffen van bloed en sperma in de slip van de aangeefster en getuigenverklaringen over haar emotionele toestand na de vermeende verkrachting.

De raadsman van de verdachte voerde echter aan dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs, en dat het bewijsminimum volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet werd gehaald. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte bevestigden dat er seksuele handelingen hadden plaatsgevonden, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het onvrijwillige karakter van deze handelingen. Het hof concludeerde dat de aangetroffen sperma en bloed niet als steunbewijs konden dienen voor de onvrijwilligheid van de seks, en dat de getuigenverklaringen niet voldoende bewijs boden voor de beschuldiging.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de beschuldiging die aan de vordering ten grondslag lag. Het hof bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000965-20
datum uitspraak: 14 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-039129-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, als Nederlander, op of omstreeks 16 augustus 2017 te Koh Tao, Thailand, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde],
is/hebbende verdachte
(onverhoeds) achter die [benadeelde] gaan staan en/of
de kaak/het gezicht van die [benadeelde] vastgepakt en/of omklemd en/of
die [benadeelde] mee een douche(cabine) ingetrokken en/of ingeduwd en/of
die [benadeelde] in die douche(cabine) (met haar gezicht) tegen een muur geduwd en/of
(vervolgens) achter die [benadeelde] gaan staan waardoor zij die douche(cabine) niet kon verlaten en/of
die [benadeelde] bij een heup vastgepakt en/of
die [benadeelde] bij de borsten betast en/of
het shirt en/of de (korte) broek en/of onderbroek van die [benadeelde] uitgetrokken en/of naar beneden getrokken en/of
(terwijl verdachte achter die [benadeelde] stond) geprobeerd om zijn, verdachte’s, penis in de vagina van die [benadeelde] te brengen en/of
(toen dat niet lukte) aan de vagina van die [benadeelde] gelikt en/of
met zijn, verdachte’s, mond de vagina van die [benadeelde] natgemaakt en/of
die [benadeelde] voorover geduwd en/of de heupen van die [benadeelde] naar achteren getrokken en/of
zijn, verdachte's, penis (achterlangs) in de vagina van die [benadeelde] gestopt en/of gebracht en/of (vervolgens) een of meer op en neergaande beweging(en) gemaakt (totdat hij, verdachte, klaargekomen was) en/of
(daarbij) die [benadeelde] in de (linker)schouder gebeten;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op andere gronden dan de rechtbank komt tot vrijspraak van het ten laste gelegde feit.

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. De verklaringen van de aangeefster zijn consistent en gedetailleerd en vinden – zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin - voldoende steun in de navolgende bewijsmiddelen. Allereerst is er in de slip van de aangeefster bloed en sperma aangetroffen. Ten tweede heeft getuige [getuige 1] verklaard over de emotionele gesteldheid van de aangeefster kort na haar seksuele contact met de verdachte. De aangeefster kwam, nadat zij had gedoucht, bij [getuige 1] in bed liggen en was overstuur, bang, verdrietig en paniekerig. De aangeefster heeft aan [getuige 1] verteld dat zij is verkracht. Vervolgens hebben de aangeefster en [getuige 1] aan getuige [getuige 2] verteld wat er is gebeurd en [getuige 2] beschrijft de aangeefster als bang. Ook getuige [getuige 3] beschrijft de aangeefster als totaal overstuur. Ten derde blijkt uit verschillende onderzoeksbevindingen dat de aangeefster na de verkrachting getraumatiseerd was en dat zij psychisch letsel heeft opgelopen. Tot slot is in de vertaling van het Thaise politiedossier te lezen dat de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zij het dat de bewijswaarde van deze verklaring beperkt is.
Standpunt van de raadsman
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaring van de aangeefster slechts wordt ondersteund door informatie die van de aangeefster zelf komt, zodat de aangifte geen steun vindt in enig ander bewijs. Het in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) neergelegde bewijsminimum wordt niet gehaald, zodat het wettig bewijs ontbreekt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, indien het hof mocht concluderen dat dit bewijsminimum wel wordt gehaald, uit dat bewijs niet de overtuiging kan worden geput die noodzakelijk is voor bewezenverklaring.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Op grond van de verklaringen van de aangeefster en de verdachte staat vast dat de aangeefster en de verdachte seks hebben gehad. De verdachte, die seks met de aangeefster heeft erkend, ontkent dat hij de aangeefster daartoe met geweld of andere feitelijkheden heeft gedwongen, zoals door de aangeefster is verklaard. Nu de verdachte de dwang ontkent, dient de verklaring van de aangeefster in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal, daar artikel 342 lid 2 Sv voorschrijft dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Het hof moet daarom de vraag beantwoorden of, naast de verklaring van de aangeefster, voldoende steunbewijs voorhanden is in het dossier. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden in het concrete geval.
Naar het oordeel van het hof leveren de door de advocaat-generaal opgesomde vaststellingen en omstandigheden niet het benodigde inhoudelijk steunbewijs op. Nu zowel de aangeefster als de verdachte hebben verklaard dat er seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden waarbij de verdachte de aangeefster heeft gepenetreerd en in haar is klaargekomen, kan het feit dat er sperma is aangetroffen in de slip van de aangeefster geen steunbewijs vormen voor het onvrijwillige karakter van deze seks. Datzelfde geldt voor het eveneens in de slip van de aangeefster aangetroffen bloed. Uit de door de deskundige [naam], forensisch arts van het NFI, ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring alsmede uit de door de raadsman op voorhand overgelegde stukken van [website] volgt dat bloedverlies ook kan optreden bij vrijwillige seksueel contact. Er zijn meerdere oorzaken voor vaginaal bloedverlies na seksueel contact. Naar het oordeel van het hof is het aantreffen van de bloedvlek in de slip van de aangeefster om genoemde redenen niet in voldoende mate ondersteunend voor de onvrijwilligheid van het seksuele contact tussen de aangeefster en de verdachte.
Het feit dat bij de aangeefster PTSS is gediagnosticeerd - waaraan het hof niet twijfelt - acht het hof eveneens onvoldoende om als ondersteuning voor de onvrijwilligheid van het seksuele contact te kunnen dienen. Uit de informatie met betrekking tot vastgestelde PTSS kan niet met voldoende mate van zekerheid worden geconcludeerd dat het psychische letsel enkel samenhangt met en het gevolg is van het ten laste gelegde feit. Daarbij komt dat evenmin in voldoende mate kan worden uitgesloten dat het trauma van de aangeefster zijn oorzaak vindt in andere aspecten van of gebeurtenissen in het leven van de aangeefster.
Aan de in de vertaling van het Thaise politiedossier opgenomen zinssnede waaruit blijkt dat de verdachte zou hebben verklaard dat hij de aangeefster “werkelijk met geweld heeft verkracht”, hecht het hof geen bewijswaarde. De vertaling van het Thaise politiedossier bevat meerdere, al dan niet door taal- of communicatieproblemen ontstane, maar aantoonbare, onjuistheden. Onder andere over het wel of geen medewerking verlenen aan medisch onderzoek door de aangeefster, het al dan niet willen afleggen van een verklaring door de aangeefster en het al dan niet willen aanbieden van excuses door de verdachte, wordt verschillend verklaard door de betrokkenen. Daarbij komt ook gewicht toe aan de verklaring van één van de betrokken Thaise politieagenten tijdens zijn verhoor door de Nederlandse politie dat hij niet weet of de verdachte het ten laste gelegde feit gepleegd heeft of niet, maar dat de genoemde zin (het hof begrijpt: “werkelijk met geweld heeft verkracht”) enkel uit de juridische tekst van het Thaise wetboek van Strafrecht is overgenomen. Gelet op de door de hiervoor geschetste omstandigheden ontstane twijfel én op de consequente ontkenning van het onvrijwillige karakter van de seks door de verdachte, komt het hof tot de conclusie dat de voormelde zinsnede in de vertaling van het Thaise politiedossier niet bruikbaar is als steunbewijs voor het ten laste gelegde.
Dan resteren de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. Naar het oordeel van het hof bieden deze eveneens niet het benodigde inhoudelijke steunbewijs ten aanzien van het tenlastegelegde. De afgelegde getuigenverklaringen omtrent de tenlastegelegde handelingen zien op de waargenomen emoties bij de aangeefster en de omslag in haar gedrag. In het concrete geval acht het hof dit onvoldoende, nu niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat deze emoties enkel door de vermeende onvrijwilligheid van het seksueel contact kunnen zijn ontstaan.
Ook overigens kan naar het oordeel van het hof het onvrijwillige karakter van de seksuele handelingen, onvoldoende worden geschraagd op basis van het voorliggende dossier. Het hof komt derhalve tot het oordeel dat niet wettig is bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.450,56. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. A.M. Kengen en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juni 2021.
=========================================================================
[…]