ECLI:NL:GHAMS:2021:1825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
23-000605-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing via sociale media tijdens coronarellen met bijzondere voorwaarden voor de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De verdachte, geboren in 2003, was aangeklaagd voor opruiing via sociale media, waarbij hij anderen had aangespoord om geweld te plegen tegen een politieagent. Dit gebeurde in de context van de coronamaatregelen en de daaropvolgende onrust in Nederland. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 48 uur, subsidiair 24 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.

De advocaat-generaal had in hoger beroep een werkstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, geëist. De verdediging pleitte voor een straf die de tijd in voorarrest niet overschreed, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact van de opruiing op de politie in overweging genomen, maar ook de positieve ontwikkeling van de verdachte, die zich had ingeschreven voor een opleiding en zijn excuses wilde aanbieden aan de betrokken agent.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kinderrechter vernietigd ten aanzien van de opgelegde straf en een werkstraf van 40 uur opgelegd, met bijzondere voorwaarden. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd melden bij de Jeugdbescherming Regio Amsterdam en blijven meewerken aan hulpverlening. Het hof heeft besloten dat een deel van de werkstraf voorwaardelijk is, zodat de verdachte zich kan richten op zijn opleiding en dagbesteding. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000605-21
datum uitspraak: 17 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 8 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-024644-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 48 uur, subsidiair 24 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest.
De verdediging heeft bepleit dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten meer dan passend is voor het feit dat hij heeft gepleegd en verzocht een straf op te leggen die de duur daarvan niet overschrijdt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing via sociale media. Hij heeft anderen opgeruid om geweld te plegen tegen een politieagent. Temeer in het licht van de tijd waarin het feit is gepleegd – een tijd waarin de door de overheid getroffen maatregelen rondom het coronavirus – alsmede de reacties daarop vanuit de samenleving – uitzonderlijk waren en een ieder raakten, acht het hof het gepleegde feit ernstig en onacceptabel. Naar aanleiding van het invoeren van de avondklok is er in het hele land onrust ontstaan en zijn er op verschillende plekken in Nederland rellen uitgebroken, waarbij menigtes zich (met geweld) richtten tegen de politie. Onder die omstandigheden is de impact van het handelen van de verdachte groot. De verdachte heeft door het plaatsen van zijn berichten de dreigingen richting de politie persoonlijk en concreet gemaakt, wat bij de betreffende politieagent grote gevoelens van angst heeft veroorzaakt.
Hoewel de door de advocaat-generaal gevorderde straf alleszins redelijk is gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte toch aanleiding de gevorderde straf enigszins te matigen. Ter terechtzitting is uit verklaringen van de verdachte en deskundigen gebleken dat de verdachte recent de goede weg is ingeslagen. Zo heeft de verdachte zich onlangs ingeschreven voor een opleiding en heeft hij sinds kort een zinvolle dagbesteding. Ook heeft de verdachte aangegeven dat hij al enige tijd graag zijn excuses wil aanbieden aan de betreffende agent, hetgeen is bevestigd door de deskundige die namens de Raad voor de Kinderbescherming ter terechtzitting aanwezig was. Het hof heeft de overtuiging bekomen dat de verdachte daadwerkelijk inzicht in zijn eigen handelen heeft gekregen, waarbij het hof ervan uitgaat dat de vrijwillig ingezette hulpverlening heeft geholpen. Ten slotte merkt het hof op dat een eerder opgelegde werkstraf recent positief is afgerond.
In het voornoemde ziet het hof aanleiding om het deel van de werkstraf dat overblijft na aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in voorwaardelijke vorm op te leggen, zodat de verdachte zijn focus volledig kan richten zijn opleiding en dagbesteding en de positief ingezette lijn voort kan zetten. Het hof ziet hierbij toegevoegde waarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden om te waarborgen dat de ingezette hulpverlening wordt gecontinueerd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 131 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
22 (tweeëntwintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
11 (elf) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de verdachte zich gedurende de proeftijd meldt bij de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA), zo vaak als de JBRA dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de verdachte blijft meewerken aan hulpverlening vanuit De Waag.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de verdachte blijft meewerken aan hulpverlening vanuit zijn IFA-coach.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de verdachte zich inzet voor zijn dagbesteding, onder andere inhoudende dat hij onderwijs zal volgen volgens zijn rooster vanaf het moment dat zijn opleiding start.
Alle genoemde bijzondere voorwaarden gelden zolang Jeugdbescherming Regio Amsterdam dit nodig acht.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. J.W.P. van Heusden en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van
mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juni 2021.
=========================================================================
[…]