Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
eerste griefin principaal appel houdt in dat [geïntimeerde] ten onrechte ontvankelijk is verklaard in zijn vordering tegen [appellant] voor zover die ziet op kwesties die een eigenaar van een pand aangaan. In dit geval gaat het dan om de vordering ten aanzien van het tijdig vast en ondoorzichtig maken van het venster in de westelijke zijmuur van de opstal van [appellant] , die niet zijn opstal is maar die van zijn zoon [zoon appellant] . De dwangsommen die ter zake zijn verbeurd worden ten onrechte bij [appellant] geïnd. Ter toelichting voert [appellant] aan dat het perceel aan [adres] , waarop de opstal zich bevindt, niet langer aan [appellant] , maar sinds 17 oktober 2013 aan zijn zoon toebehoort. Als [geïntimeerde] wil dat er wat aan dat pand verandert moet hij bij de zoon, de eigenaar, zijn. Niet bij [appellant] , want die is alleen gebruiker. Dat volgt ook uit het Kadaster.
grief 3in principaal appel betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de noodzaak een badkamer te kunnen ventileren, door te oordelen dat het raam vast moet worden gemaakt. Ter toelichting stelt hij dat de bepaling van artikel 5:51 BW vooral bedoeld is voor de privacy en dat het bewuste venster slechts een klein stukje open kon en geen uitzicht gaf op het perceel van [geïntimeerde] . Er is geen hinder jegens [geïntimeerde] veroorzaakt.
grief 2in incidenteel appel betoogt [geïntimeerde] dat [appellant] het perceel en de opstallen aan [adres] en aan de [adres 2] moet ontruimen en ontruimd houden en een locatieverbod moet krijgen tot een straal van één kilometer (het hof begrijpt vanaf het eigendom van [geïntimeerde] ), op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ter toelichting voert hij aan dat [appellant] zich niet volledig aan het vonnis heeft gehouden en dat toen [geïntimeerde] het vonnis ging executeren [appellant] hem en zijn advocaat heeft bedreigd (zoals blijkt uit een e-mail van 25 mei 2020 van mr. K. Dirlik) en [geïntimeerde] is gaan bespieden. Ook de redenen die hij heeft aangevoerd in de conclusie van eis in reconventie in het door [appellant] aangespannen executiegeschil (zaaknummer 200.283.185/01 KG) liggen aan de vordering ten grondslag. Daarin heeft [geïntimeerde] naast hetgeen hiervoor is weergegeven het volgende aangevoerd. Op foto’s is te zien dat [appellant] rond de woning van [geïntimeerde] hangt en naar binnen gluurt. Een foto toont hoe [appellant] een geweer naast zijn deur heeft geplaatst zodat [geïntimeerde] dat goed kan zien. Samengevat moet de vordering worden toegewezen omdat [appellant] zelf aangeeft geen eigendomsbelang te hebben bij de schuur, hij grotendeels in Oostenrijk woont en dus ook onvoldoende woonbelang heeft om in de schuur te wonen die overigens ook geen zelfstandige woonruimte is. De belangen van [geïntimeerde] om verschoond te blijven van de pogingen van [appellant] om hem het leven zuur te maken moeten zwaarder wegen. Volgens [geïntimeerde] komt daarbij dat [appellant] bij de gemeente het perceel van [geïntimeerde] voor zijn zoon heeft geprobeerd te claimen en ID-fraude pleegt en ook de ouders van [geïntimeerde] worden getroffen omdat [appellant] bestuursrechtelijk dwarsboomt dat zij een nieuw huis realiseren nabij hun bedrijf.