ECLI:NL:GHAMS:2021:1785

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
23-001871-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het dragen van een mes en veroordeling voor mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling en het dragen van een mes. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het mishandelen van een slachtoffer door deze met gebalde vuist tegen de kaak te slaan, en het dragen van een keukenmes. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het dragen van het mes, omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte het mes bij zich droeg. Daarom is de verdachte vrijgesproken van dit feit.

Wat betreft de mishandeling, heeft het hof de verklaringen van de getuigen en het slachtoffer beoordeeld. Ondanks dat er enige tegenstrijdigheden waren in de getuigenverklaringen, oordeelde het hof dat deze niet van invloed waren op de betrouwbaarheid van de verklaringen. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte het slachtoffer had mishandeld door hem met gebalde vuist tegen de kaak te slaan. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 en 8 dagen hechtenis. Het hof weegt de ernst van het feit en de impact op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer mee in de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001871-20
datum uitspraak: 15 juni 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-000116-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1977,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Winkel, gemeente Hollands Kroon [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] recht tegen en/of in zijn gezicht te spugen en/of (met kracht)(met gebalde vuist)op/ tegen de kaak en/of het gezicht althans het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Winkel, gemeente Hollands Kroon een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een keukenmes van het merk "Aggan", met een totale lengte van ongeveer 25 centimeter, waarvan het lemmet een lengte had van ongeveer 12 centimeter en/of vanaf de punt tot halverwege het lemmet gekarteld, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak ten aanzien van feit 2

Meerdere getuigen hebben verklaard een mes op de grond te hebben zien liggen bij de verdachte . Het mes is daarna door een onbekend gebleven persoon aan de politie overhandigd. Uit het dossier volgt echter niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid dat de verdachte de persoon was die het mes bij zich droeg.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken, nu het bewijs voor dat feit enkel kan worden gevonden in getuigenverklaringen die onderling op wezenlijke onderdelen tegenstrijdig zijn. Zo heeft de aangever [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) verklaard dat de verdachte hem heeft geslagen, waarna de aangever viel. De getuige [getuige] (verder: [getuige] ) zou de verdachte vervolgens onder controle hebben gehouden. [getuige] heeft echter verklaard dat [slachtoffer] de verdachte, nadat hij door de verdachte was geslagen, heeft teruggeslagen. Enkel de verdachte bleek letsel te hebben, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] volgt dat de verdachte [slachtoffer] tegen de kaak heeft geslagen. De aangifte en de getuigenverklaring komen in grote lijnen overeen. De verschillen tussen de verklaringen zijn van ondergeschikte aard en kunnen niet worden geduid als tegenstrijdigheden. Het hof acht de verschillen niet van invloed op de betrouwbaarheid van de verklaringen. Het hof zal deze verklaringen dan ook bezigen voor het bewijs.
Het antwoord op de vraag of [slachtoffer] de verdachte heeft teruggeslagen is niet relevant voor de beoordeling van de vraag of de verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld, terwijl voorts voor een bewezenverklaring van het feit niet vereist is dat [slachtoffer] zichtbaar letsel heeft opgelopen na de vuistslag van de verdachte. Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 januari 2020 te Winkel, gemeente Hollands Kroon, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met gebalde vuist tegen de kaak te slaan.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feiten 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis en een geldboete ter hoogte van € 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht om, bij de oplegging van een geldboete, een betaling in termijnen toe te staan, gelet op de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door de aangever met de gebalde vuist tegen de kaak te slaan. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever en hem pijn toegebracht. Feiten zoals als het onderhavige kunnen bijdragen aan gevoelens van onrust in de samenleving.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Het hof wijst het verzoek tot betaling in termijnen af, nu door of namens de verdachte geen gegevens naar voren zijn gebracht waaruit zou blijken dat hij onvoldoende draagkracht zou hebben om de geldboete in één keer te betalen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. S.M.M. Bordenga en mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juni 2021.
mr. S.M.M. Bordenga en mr. F.A. Hartsuiker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]