ECLI:NL:GHAMS:2021:1784

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
23-003168-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van artikel 55b, tweede lid, Wetboek van Strafvordering door openbaar doorzoeken van tas van verdachte

Op 15 juni 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verdachte, geboren in Polen, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 13 augustus 2019, waarin de verdachte werd beschuldigd van een strafbaar feit. Tijdens de zitting op 1 juni 2021 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen. De verdediging stelde dat de politie onterecht de tas van de verdachte in het openbaar had doorzocht, zonder dat er een noodzaak voor was. Dit zou een schending van het recht op privacy zijn en leiden tot bewijsuitsluiting.

Het hof heeft de argumenten van de verdediging overwogen, maar oordeelde dat de politie wel degelijk geprobeerd had te communiceren met de verdachte in verschillende talen. De verdachte had in het Engels verklaard dat de aangetroffen bankpassen van zijn vriendin waren. Het hof concludeerde dat het doorzoeken van de tas noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit van de verdachte, aangezien hij geen antwoord gaf op vragen hierover. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, maar erkende dat het tweede lid van artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering was geschonden. Het hof concludeerde dat het doorzoeken van de tas in het openbaar een lichte inperking van het recht op privacy was, maar dat aan dit vormverzuim geen gevolgen verbonden zouden worden, gezien de geringe inperking.

Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003168-19
datum uitspraak: 15 juni 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-181593-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis voorziet van een aanvulling met een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer en de overwegingen van het hof daaromtrent.
Dit impliceert dat het in hoger beroep gevoerde verweer strekkende tot het ontbreken van de materiele wederrechtelijkheid voor dat feit onbesproken kan blijven.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verwren

De raadsman heeft gesteld dat de politie tevergeefs met de verdachte heeft geprobeerd te communiceren teneinde zijn identiteit vast te stellen. Ondanks het Oost-Europese uiterlijk van de verdachte is niet getracht om met hem in een Oost-Europese taal, zoals bijvoorbeeld het Pools, te communiceren. De politie heeft vervolgens zonder noodzaak daartoe, bovendien in het openbaar, in de tas van de verdachte gekeken. Doordat geen noodzaak bestond om in de tas van de verdachte te kijken, laat staan om dat in het openbaar te doen, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Het optreden van de politie schendt het grondrecht op privacy en moet leiden tot bewijsuitsluiting van het proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2019. In het geval van bewijsuitsluiting resteert onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
De politie heeft blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2019 in verschillende talen geprobeerd te communiceren met de verdachte, namelijk in het Nederlands, Engels en Duits. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat wel communicatie met de verdachte mogelijk was. Uit het proces-verbaal blijkt namelijk dat de verdachte, op een vraag van de politie, in de Engelse taal heeft verklaard dat de bij hem aangetroffen bankpassen van zijn vriendin waren. De politie heeft vervolgens, nadat de verdachte geen antwoord gaf op vragen over zijn identiteit, toepassing gegeven aan artikel 55b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het doorzoeken van de tas die de verdachte bij zich droeg was noodzakelijk voor de vaststelling van de identiteit van de verdachte, omdat hij geen antwoord op vragen hieromtrent gaf en er geen redelijke andere mogelijkheid bestond om diens identiteit te achterhalen. Gelet hierop is er geen sprake van een (onherstelbaar) vormverzuim met betrekking tot het bepaalde in artikel 55b, eerste lid Sv..
Het hof is van oordeel dat het tweede lid van artikel 55b Sv door het optreden van de politie is geschonden. Uit het dossier blijkt niet waarom het noodzakelijk was om de tas van de verdachte
in het openbaarte doorzoeken. Het dossier geeft geen blijk van feiten en/of omstandigheden waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat moest worden voorkomen dat de verdachte voorwerpen waaruit zijn identiteit zou kunnen blijken zou wegmaken dan wel beschadigen. Nu daarvan niet is gebleken, is het doorzoeken van de tas van de verdachte in het openbaar naar het oordeel van het hof aan te merken als een lichte inperking van het recht op privacy. Aan het vormverzuim zullen geen gevolgen worden verbonden, daar het een geringe inperking betreft.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. S.M.M. Bordenga en mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juni 2021.
mr. S.M.M. Bordenga en mr. F.A. Hartsuiker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]