ECLI:NL:GHAMS:2021:1746

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
200.266.261/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringskwestie omtrent schadevergoeding voor omgekomen vleesvarkens door verstikking

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een geschil tussen Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. en een maatschap die varkens houdt. De maatschap heeft op 12 juli 2015 ontdekt dat 477 vleesvarkens door verstikking zijn omgekomen als gevolg van uitval van de ventilatoren in hun stal. De maatschap heeft een schadevergoeding van € 50.667 geëist van Nationale-Nederlanden, die echter weigerde uit te keren. De rechtbank heeft de vorderingen van de maatschap toegewezen, maar Nationale-Nederlanden ging in hoger beroep.

In het tussenarrest van 15 december 2020 heeft het hof geoordeeld dat de uitsluiting van dekking in de polisvoorwaarden niet onaanvaardbaar is. De maatschap heeft ook aangevoerd dat er dekking bestaat op grond van de brandverzekering, maar het hof heeft geoordeeld dat deze grondslag nog niet voldoende was onderbouwd. In de verdere beoordeling heeft het hof gekeken naar de definitie van 'brand' in de polisvoorwaarden en de omstandigheden van de zaak. Het hof concludeert dat er geen sprake is geweest van brand in de zin van de polis, omdat het vuur niet in staat was zich uit eigen kracht voort te planten.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de maatschap afgewezen. De maatschap is veroordeeld in de kosten van beide instanties. Dit arrest is gewezen op 8 juni 2021 en is openbaar uitgesproken door de rechters G.C.C. Lewin, J.W.M. Tromp en M. Spanjaart.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.266.261/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/646053 / HA ZA 18-354
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 juni 2021
inzake
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
appellante,
advocaat: mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle,
tegen

1.[naam maatschap] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
2.
[geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
3.
[geïntimeerde sub 3],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. H.E. de Leeuw-Blokland te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna weer Nationale-Nederlanden en de maatschap genoemd.
Voor het verloop van de procedure tot aan het tussenarrest van 15 december 2020 wordt daarnaar verwezen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte na tussenarrest van Nationale-Nederlanden;
- antwoordakte na tussenarrest van de maatschap.
Vervolgens is arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Op 12 juli 2015 heeft de maatschap ontdekt dat in één van haar stallen 477 vleesvarkens door verstikking om het leven zijn gekomen omdat de ventilatoren waren uitgevallen. De maatschap is verzekerd bij Nationale-Nederlanden. Zij weigert uit te keren aan de maatschap. De maatschap vordert in hoofdsom een schadebedrag in verband met de omgekomen varkens van € 50.667 en een nog vast te stellen bedrag aan bedrijfsschade. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen.
In het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat het beroep van Nationale-Nederlanden op de uitsluiting in artikel 4.17 van de algemene voorwaarden Dierenverzekering Agrarisch en op artikel 4.12 van de algemene voorwaarden Bedrijfsschadeverzekering Agrarisch naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
In het tussenarrest is voorts overwogen dat de maatschap in haar inleidende dagvaarding meer subsidiair heeft aangevoerd dat er dekking bestaat op grond van de brandverzekering, die onderdeel uitmaakt van het Agrarisch Ondernemerspakket, maar dat deze grondslag nog niet voldoende uit de verf is gekomen. Partijen zijn in het tussenarrest in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
2.2.
In artikel 1.3 van de algemene voorwaarden Dierenverzekering Agrarisch en in artikel 1.8 van de algemene voorwaarden Bedrijfsschadeverzekering Agrarisch is “Brand” als volgt omschreven:
Een vuur buiten een haard, dat door verbranding is veroorzaakt en met vlammen gepaard gaat en in staat is zich uit eigen kracht voort te planten.
Dat betekent dat bijvoorbeeld niet als brand beschouwd worden:
- zengen, schroeien, smelten, verkolen en broeien;
- doorbranden van elektrische apparaten en motoren;
- oververhitten, doorbranden, doorbreken van ovens en ketels.
In een rapport Onderzoek medicijnpomp van Group Integrity Speciale zaken van Nationale-Nederlanden (hierna: het rapport) is vermeld, voor zover van belang:
2. Technisch onderzoek
De medicijnpomp zelf vertoont uiterlijk geen sporen waaruit ik (…) kan opmaken dat zich hierin een mankement en/of defect heeft bevonden die op enigerlei wijze de brand inleidde. Wat mij opviel is dat de stekker, die zich van origine op het aansluitsnoer van de medicijnpomp heeft bevonden, is afgeknipt en dat hiervoor een vervangende stekker op het aansluitsnoer is aangebracht.
Beschouwing van de originele en dus afgeknipte stekker leerde mij dat die sporen vertoont die wijzen op een mankement en/of defect in de wandcontactdoos waarin deze stekker gestoken heeft gezeten. Dit mankement en/of defect resulteerde in een brand in de wandcontactdoos, als gevolg waarvan ook de stekker aangetast geraakte door vuur.
Ik heb de stekker van de medicijnpomp in een wandcontactdoos (…) gestoken. De medicijnpomp functioneert klaarblijkelijk naar behoren, want het apparaat startte op en de zekeringen bleven in werking. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het defect niet in de medicijnpomp heeft gezeten en alleen in de stekker met de wandcontactdoos.
3. Conclusie
De stekker is in combinatie met de wandcontactdoos de oorzaak geweest van de brand. Dit kan alleen zijn veroorzaakt door vocht dat aan de stekker heeft gezeten en op dat moment in de wandcontactdoos is gestoken. Een sluiting tussen de fase en het beschermingscontact is dan het gevolg.
Blijft uiteraard over dat een melding op de telefoon moet zijn doorgekomen in verband met spanningsuitval.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich bij akte over deze grondslag uit te laten.
2.3.
Volgens de maatschap blijkt uit het rapport dat sprake is geweest van brand in de wandcontactdoos. Het vuur is niet vanzelf gedoofd, maar het is gedoofd (geblust) doordat de stroom is uitgevallen als gevolg van de werking van de aardlekschakelaar. Daardoor heeft de brand zich niet verder voortgeplant en is verdere uitbreiding van de brand uitgebleven, aldus de maatschap.
Nationale-Nederlanden stelt dat indien en voor zover er al vuur in de wandcontactdoos geweest is, dit vuur niet in staat was zich uit eigen kracht voort te planten. Dit blijkt uit het feit dat het vuur vanzelf gedoofd is. Het rapport houdt niet in dat sprake is geweest van brand in de zin van de polis.
2.4.
Het hof overweegt als volgt. Uit het rapport volgt dat de originele stekker van het aansluitsnoer van de medicijnpomp sporen van vuur vertoonde, dat ontstaan is in de wandcontactdoos. Volgens de polis wordt vereist dat het vuur “in staat is zich uit eigen kracht voort te planten”. Partijen zijn het erover eens dat het vuur zich niet heeft voortgeplant. In het midden kan blijven of een aardlekschakelaar in werking is getreden. Indien aangenomen zou moeten worden dat inderdaad een aardlekschakelaar in werking is getreden en ook dat die inwerkingtreding voorkomen heeft dat er vuur zou ontstaan dat in staat zou zijn geweest zich uit eigen kracht voort te planten, dan nog doet dat er niet aan af dat in werkelijkheid geen vuur is ontstaan dat daartoe in staat was. De automatische inwerkingtreding van een aardlekschakelaar kan niet worden aangemerkt als een vorm van blussen. Aldus is geen sprake geweest van vuur dat in staat was zich uit eigen kracht voort te planten, zoals bepaald in de omschrijving van “Brand” in de genoemde voorwaarden.
Overigens duidt het rapport er veeleer op dat het steken van een vochtige stekker in de wandcontactdoos weliswaar tot aantasting van de stekker en de wandcontactdoos door hitte heeft geleid, maar dat geen vuur met vlammen is ontstaan, zoals vereist in de omschrijving van “Brand” in de genoemde voorwaarden.
2.5.
De slotsom is dat de grieven slagen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. De maatschap heeft geen stellingen te bewijzen aangeboden, die, indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden. Voor het horen van de opsteller van het rapport ziet het hof zonder nadere toelichting door de maatschap, die ontbreekt, geen aanleiding, aangezien het rapport voor zover van belang voor partijen en het hof voldoende duidelijk is.
De maatschap zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide instanties worden veroordeeld.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van de maatschap af;
veroordeelt de maatschap tot terugbetaling hetgeen voor of door Nationale-Nederlanden aan de maatschap op grond van het vonnis waarvan beroep is voldaan;
veroordeelt de maatschap in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Nationale-Nederlanden begroot op € 1.950 aan verschotten en € 2.148 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 2.19,01 aan verschotten en € 2.974,50 voor salaris en op € 163 voor nasalaris, te vermeerderen met € 85 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kosten-veroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J.W.M. Tromp en M. Spanjaart en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2021.