Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[X] INSTALLATIETECHNIEK, [X] BADKAMERS EN SANITAIR en [X] SANITAIR SHOP,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“(…) Demontage gehele badkamer waarbij deels de tegels gedemonteerd wordt. (…)
“(…) Zoals besproken houden we week 2 tot en met week 6 voor jou geblokkeerd. (…)”
“(…) Zoals besproken voor de planning hebben we voor jou tot en met week 6 gereserveerd. Op vrijdag 9 februari wil ik graag de oplevering samen met jou doen. Die hele dag ben ik in Egmond. Vanaf vrijdagavond 9 februari moet het appartement weer volledig gebruikt kunnen worden. (…)”
“(…) We zijn niet tevreden over het eindresultaat en de oplevering heeft niet op 9 februari 2018 kunnen plaatsvinden. Onze klachten staan puntsgewijs opgenoemd in de brief van 11 februari 2018. De datum van 9 februari 2018 was voor ons een fatale datum, dit is op meerdere momenten met u gecommuniceerd. (…) Wij stellen u in gebreke voor het te laat opleveren van de badkamer conform de offerte.Tot de herstelpunten volledig zijn afgerond, schorten wij de restant betaling van 10% bij oplevering op. Wij stellen u aansprakelijk voor alle schade als gevolg van het te laat en niet correct opleveren en nog te lijden schade, waaronder inbegrepen eventuele inkomstenderving uit de verhuur.Zoals in de brief van 11 februari 2018 vermeld is de laatste dag dat u werkzaamheden uit kunt voeren 22 februari 2018. Mocht u niet uiterlijk 22 februari 2018 de klachten en vragen uit de brief van 11 februari 2018 hebben opgelost dan zien wij ons genoodzaakt verdere juridische stappen te nemen. Hieronder inbegrepen herstel door derden op uw kosten. (…)”
“Aankomende maandag 26-02-2018 ben ik helaas verhinderd en stel graag de volgende data voor bezichtiging/oplevering uiteraard in uw aanwezigheid.8-3-2018 9:00 uur of9-3-2018 9:00 uur.”
3.Beoordeling
(9 februari 2018) gehaald, aldus [appellant] . [X] verkeert dus van rechtswege in verzuim. [appellant] heeft de gebreken laten herstellen door een derde en begroot zijn schade op het hiervoor genoemde bedrag. Daarnaast maakt [appellant] aanspraak op buitengerechtelijke kosten van € 350,-.
[X] heeft in reconventie – samengevat – gevorderd dat de kantonrechter [appellant] zal veroordelen tot betaling van € 1.230,- omdat hij twee facturen ten onrechte niet heeft betaald. [X] maakt ook aanspraak op buitengerechtelijke kosten van € 187,50.
3.2 In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering in conventie afgewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering tot een bedrag van € 480,- toegewezen en voor het overige afgewezen. Verder is bepaald dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
De kantonrechter heeft hiertoe – samengevat –overwogen dat partijen in de overeenkomst geen opleverdatum zijn overeengekomen en dat ook de door partijen aangevoerde omstandigheden onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de stelling van [appellant] dat er tussen hen een fatale termijn is afgesproken. Er was dus een ingebrekestelling van de zijde van [appellant] nodig om [X] in verzuim te laten verkeren. De brief van 15 februari 2018 voldoet hier niet aan. Volgens de kantonrechter heeft ook op 16 februari 2018 geen oplevering plaatsgevonden. Dit brengt met zich dat [appellant] [X] na deze datum nog een redelijke termijn voor herstel van eventuele gebreken had moeten geven. [appellant] heeft [X] hiertoe geen redelijke gelegenheid geboden, terwijl [X] zich meerdere malen bereid verklaarde om hierover in gesprek te gaan en eventuele mankementen kosteloos te herstellen. Al met al is de conclusie van de kantonrechter dat [X] niet in verzuim is komen te verkeren en er dus geen sprake is van een tekortkoming die leidt tot ontbinding van de overeenkomst of een verplichting van [X] om de schade te vergoeden waarvan [appellant] stelt dat hij deze heeft geleden.
Het hof is van oordeel, evenals de kantonrechter, dat dat niet het geval is.
Ook in hoger beroep is het uitgangspunt dat er in de offerte - die weergeeft wat partijen met elkaar zijn overeengekomen - geen datum wordt genoemd. Bij de vaststelling van wat de inhoud van een overeenkomst is moet ook worden gekeken naar wat partijen over en weer hebben verklaard, wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen mochten afleiden en wat zij van elkaar mochten verwachten.
[appellant] stelt dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat de badkamer uiterlijk op 9 februari 2018 gereed zou zijn. Hij heeft dit, naar eigen zeggen, bevestigd in zijn e-mail van 15 november 2017 waarin staat dat de weken 2 tot en met 6 worden geblokkeerd voor [X] en in zijn e-mail van 24 januari 2018 waarin staat dat [appellant] graag op vrijdag 9 februari 2018 de oplevering doet met [X] . Volgens [appellant] heeft [X] dit ook erkend in zijn conclusie van antwoord.
Uit het over en weer door partijen gestelde leidt het hof af dat er een aantal weken voor de verhuur van het appartement was geblokkeerd (eindigend op 9 februari 2018) zodat [X] daarin de werkzaamheden kon verrichten. De concrete datum van 9 februari 2018 is op enig moment onderwerp van gesprek geworden tussen partijen. De door [appellant] genoemde e-mailberichten hebben echter nog geen fatale termijn doen ontstaan. De enkele mededeling een periode te blokkeren is daarvoor onvoldoende. Uit het e-mailbericht van 24 januari 2018 valt weliswaar af te leiden dat [appellant] zijn wens dat de werkzaamheden op 9 februari 2018 gereed zouden zijn te kennen heeft gegeven aan [X] , maar dat partijen dit ook daadwerkelijk hebben afgesproken, althans dat [appellant] daarvan uit mocht gaan, heeft [appellant] onvoldoende toegelicht. Een fatale termijn kan daarom niet worden vastgesteld.
Daarmee falen de grieven 1 en 2.
Daarmee faalt grief 3.
Het vonnis waarvan beroep zal in zoverre worden vernietigd dat er een lager bedrag aan [X] zal worden toegewezen. Voor het overige bekrachtigt het hof dit vonnis.
In hoger beroep is [appellant] onmiskenbaar de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Het hof ziet dan ook aanleiding [appellant] te verwijzen in de kosten van het geding in hoger beroep.