ECLI:NL:GHAMS:2021:1642

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
23-003281-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in oplichtingszaak tegen cameraverhuurbedrijf na gebrek aan bewijs voor opzettelijke betrokkenheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van oplichting van een cameraverhuurbedrijf, waarbij hij zich voordeed als een bonafide huurder en valse identiteitsgegevens gebruikte om apparatuur te huren. De tenlastelegging omvatte meerdere handelingen, waaronder het gebruik van een valse naam en het ophalen van gehuurde apparatuur. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 maart 2021 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, geëist.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich weliswaar naar het verhuurbedrijf heeft begeven en apparatuur heeft opgehaald, maar dat er geen bewijs was voor opzettelijke betrokkenheid bij de oplichtingshandelingen. De verdachte had weinig specifieke informatie gegeven over de omstandigheden van het ophalen van de apparatuur, maar dit was onvoldoende om hem als pleger of medepleger van de oplichtingshandelingen te beschouwen. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de nieuwe tenlastelegging. De benadeelde partij, het cameraverhuurbedrijf, had een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte niet schuldig werd verklaard, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de oplichtingshandelingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003281-19
datum uitspraak: 8 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2019 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-178111-19 en 13-224654-13, alsmede 16-006949-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Blijkens de aan de akte instellen hoger beroep gehechte volmacht is het hoger beroep uitsluitend gericht tegen de zaak met parketnummer 13-178111-19, zodat het hof enkel over die zaak heeft te oordelen, evenals de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-006949-13. De zaak met parketnummer 13-224654-13 ligt, gelet op het voorgaande, niet ter beoordeling aan het hof voor.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 13-178111-19:hij in of omstreeks de periode van 15 tot en met 20 april 2019 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (medewerkers van) [benadeelde] BV heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meer camera's en/of een statief, door:
- zich voor te doen als een bonafide huurder die bovengenoemde aparatuur en/of toebehoren wilde huren en/of
- zich (telefonisch) te bedienen van de (valse) naam [naam] en het (valse) adres [adres 2] en/of
- door (meermalen) naar [benadeelde] te gaan ten einde voorgenoemde aparatuur welke was gehuurd op naam van die [naam] af te halen en/of
- door via mail een foto van valse ID-kaart van die [naam] aan [benadeelde] te sturen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Vrijspraak

Op basis van het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte zich tweemaal naar [benadeelde] heeft begeven en daar apparatuur heeft opgehaald. Van enige opzettelijke betrokkenheid bij de tenlastegelegde
oplichtingshandelingenis niet gebleken. Het feit dat de verdachte weinig specifiek heeft verklaard omtrent de omstandigheden waaronder hij die apparatuur heeft opgehaald, doet aan het voorgaande niet af. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich als pleger of medepleger aan het tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt en dient hij van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 maart 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 85.269,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 42.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor een bedrag van € 25.735,94.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-178111-19 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van
12 december 2013, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 maart 2013, parketnummer 16-006949-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. F.M.D. Aardema en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 april 2021.
mr. B. van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.