In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van oplichting van een cameraverhuurbedrijf, waarbij hij zich voordeed als een bonafide huurder en valse identiteitsgegevens gebruikte om apparatuur te huren. De tenlastelegging omvatte meerdere handelingen, waaronder het gebruik van een valse naam en het ophalen van gehuurde apparatuur. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 maart 2021 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, geëist.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich weliswaar naar het verhuurbedrijf heeft begeven en apparatuur heeft opgehaald, maar dat er geen bewijs was voor opzettelijke betrokkenheid bij de oplichtingshandelingen. De verdachte had weinig specifieke informatie gegeven over de omstandigheden van het ophalen van de apparatuur, maar dit was onvoldoende om hem als pleger of medepleger van de oplichtingshandelingen te beschouwen. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de nieuwe tenlastelegging. De benadeelde partij, het cameraverhuurbedrijf, had een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte niet schuldig werd verklaard, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de oplichtingshandelingen.