ECLI:NL:GHAMS:2021:1621

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
23-003470-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling na twijfels over getuigenverklaring

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van een benadeelde partij op 3 april 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld, waaronder het vastpakken van de benadeelde bij zijn kraag, het slaan in het gezicht en het trappen op de rug. Tijdens de zittingen op 22 april en 6 mei 2021 heeft het hof de zaak onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. Belangrijk in deze beslissing was de verklaring van een getuige die twijfelde aan de juistheid van zijn eerdere verklaring. Het hof heeft ook opgemerkt dat de verdachte letsel had na het incident, wat de geloofwaardigheid van de beschuldigingen verder ondermijnt. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 1.800,00, die in eerste aanleg was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft de kosten tot aan de datum van de uitspraak begroot op nihil.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003470-19
datum uitspraak: 6 mei 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-136652-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 april 2021 en 6 mei 2021, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 april 2018 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] vast te pakken bij zijn kraag van zijn trui (waardoor die trui scheurde) en/of die [benadeelde] naar de grond te trekken en/of (met gebalde vuist) een of meermalen in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of
te stompen en/of die [benadeelde] een of meermalen op de rug te trappen en/of te schoppen en/of die [benadeelde] (met kracht) vast te pakken bij zijn keel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf
als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof kan op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen overigens is gebleken niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Bewijsmiddelen ontbreken, waarbij van belang wordt geacht dat de getuige [getuige] bij de raadsheer-commissaris verklaart dat hij twijfelt aan zijn verklaring, hij weet niet zeker of hij alles goed heeft waargenomen. Ook acht het hof van belang dat uit het dossier is gebleken dat na het incident ook bij de verdachte sprake was van letsel.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.800,00, bestaande uit € 50,00 aan materiële schade en € 1.750,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.R.O. Mooy en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van
mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 mei 2021.
Mr. S. Geensen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]