ECLI:NL:GHAMS:2021:1620

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
23-001528-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 2 juli 2020. De tenlastelegging omvatte diefstal van een fles Belvedere Vodka en sokken, alsook bedreiging van politieagenten. Tijdens de zitting op 22 april 2021 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit voor de diefstal van de Vodka, omdat de verdachte niet op de camerabeelden zou staan, en voor de sokken, omdat de verdachte zou hebben verklaard deze te hebben gekocht. Het hof heeft echter de verklaringen van de verbalisanten, die de verdachte op de beelden herkenden, als geloofwaardig beoordeeld. De verdediging heeft ook vrijspraak bepleit voor het witwassen van een geldbedrag, maar het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. Het hof heeft de verdachte voor de diefstal van de Vodka en de sokken schuldig bevonden, maar sprak hem vrij van het witwassen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 weken, waarbij het hof de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking heeft genomen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001528-20
datum uitspraak: 6 mei 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer
13-160029-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen
de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 april 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fles Belverdere Vodka, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel 1] (filiaal [adres 1]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2020 te Amsterdam 7, althans een of meer paar sokken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2] (filiaal [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
3.
hij op of omstreeks 18 juni 2020 te Amsterdam [verbalisant 1], brigadier van politie en/of [verbalisant 2], hoofdagent van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] dreigend (meermalen) de woorden toe te voegen "de eerst volgende politieagent die mij aanhoudt, steek ik in zijn keel en/of steek ik neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) opzettelijk een of meermalen een snijbeweging met zijn hand en/of vinger(s) over zijn hals/keel gemaakt, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
4.
hij op of omstreeks 17 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten: - een geldbedrag van (ongeveer) 1.567,47,- euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 1.567,47 euro gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig wa(s)(ren) uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de verdachte van het onder 1
ten laste gelegde (diefstal fles Belverdere Vodka) moet worden vrijgesproken, omdat de verdachte niet de persoon is die op de camerabeelden te zien is. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (diefstal sokken) heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, aangezien de verdachte heeft verklaard dat hij de sokken heeft gekocht en dat de sokken niet toebehoren aan de [winkel 2]. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde (witwassen) heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, omdat de verdachte een concrete, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd, waardoor niet de conclusie kan worden getrokken dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van het verweer dat het niet de verdachte is die op de camerabeelden is te zien overweegt het hof als volgt. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in het proces-verbaal van bevindingen van 20 juni 2020 verklaard dat hij op de bewegende beelden de verdachte [verdachte] herkende. [verbalisant 2] had eerder de
stillsgezien en ook toen had hij de verdachte herkend. Daarnaast is de verdachte op de
stillsen de beelden herkend door verbalisant [verbalisant 3], die duidelijk de kenmerken aangeeft waaraan hij de verdachte herkent. Beide verbalisanten verklaren bovendien dat zij de verdachte al langer kennen. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de herkenningen van de verdachte, zodat dit verweer wordt verworpen.
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde acht het hof de stelling van de raadsvrouw dat de sokken zijn gekocht door de verdachte, evenmin aannemelijk geworden. De verdachte heeft verklaard dat hij de sokken heeft gekocht. Echter, de sokken zijn niet aangetroffen op de bon van de winkel Tommy Hilfiger waar de verdachte even daarvoor aankopen had gedaan. Bovendien vermeldde de teamleider van de [winkel 2] dat de bij de verdachte aangetroffen sokken door de [winkel 2] worden verkocht, terwijl in het rek in de [winkel 2] winkel bij welk rek de verdachte had gestaan niet alleen exact dezelfde sokken werden aangetroffen, maar ook een kapot getrokken prijskaartje.
Het hof verwerpt de verweren van de verdediging voor wat betreft het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Aldus is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de fles wodka, toebehorend aan [winkel 1] en de sokken, toebehorend aan [winkel 2], heeft weggenomen.

Vrijspraak

Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen uit het dossier blijkt niet dat het contante geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is. Evenmin kan ervan worden uitgegaan dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het contante geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het hof merkt daarbij nog op dat het niet gaat om een dusdanig groot geldbedrag, dat reeds op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat dit uit enig misdrijf afkomstig is.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 2 april 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, een fles Belverdere Vodka, toebehoorde aan [winkel 1] (filiaal [adres 1]), heeft weggenomen met het oogmerk deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
2.
hij op 17 juni 2020 te Amsterdam 7 paar sokken, toebehoorde aan [winkel 2] (filiaal [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
3.
hij op 18 juni 2020 te Amsterdam [verbalisant 1], brigadier van politie en [verbalisant 2], hoofdagent van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend meermalen de woorden toe te voegen "de eerst volgende politieagent die mij aanhoudt, steek ik in zijn keel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en daarbij opzettelijk een snijbeweging met zijn hand over zijn keel gemaakt, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. De verdachte heeft er aldus blijk aan gegeven het eigendomsrecht van de betreffende winkel niet te respecteren. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat voor de winkelier schade en overlast meebrengt. Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van agenten met enig misdrijf tegen het leven gericht door dreigende teksten te uiten. De verdachte heeft door aldus te handelen geen enkel respect getoond voor vertegenwoordigers van het openbaar gezag. Tevens vormen deze uitingen een ondermijning van dit gezag en hinder voor de mensen die hun werk doen.
Verder slaat het hof acht op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2021, waaruit blijkt dat hij meermalen eerder voor diefstal onherroepelijk is veroordeeld. Het hof rekent de verdachte aan dat dit hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Naar het oordeel van het hof is gelet op het vorenstaande in deze zaak oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf geboden en kan niet met een andere straf worden volstaan.
Het hof acht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 31 keer 50,00 euro;
- een geldbedrag van 1 keer 10,00 euro;
- een geldbedrag van 1 keer 5,00 euro;
- een geldbedrag van 1 keer 2,47 euro.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.R.O. Mooy en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 mei 2021.
Mr. S. Geensen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]