ECLI:NL:GHAMS:2021:1599

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
23-001890-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, mishandeling en vernieling in huiselijke sfeer met oplegging van taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor afpersing, mishandeling en vernieling in de huiselijke sfeer. De feiten vonden plaats op 10 mei 2020, waarbij de verdachte zijn ex-vriendin, de moeder van zijn kinderen, onder bedreiging dwong tot de afgifte van haar auto en haar mishandelde. Daarnaast vernielde hij haar mobiele telefoon. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en het bewijs van de tenlastelegging bevestigd. De verdachte werd schuldig bevonden aan de feiten zoals tenlastegelegd, met uitzondering van enkele niet bewezen verklaarde onderdelen. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft zich onder invloed van alcohol en drugs schuldig gemaakt aan de feiten, wat leidde tot gevoelens van angst bij het slachtoffer. Het hof heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het herstel van contact met de moeder van zijn kinderen en zijn recente werkhervatting. De opgelegde straffen omvatten een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001890-20
datum uitspraak: 18 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-125725-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2020 te Heemskerk, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (merk BMW), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde, te weten aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij haar en haar dochter dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, als hij de bedoelde auto niet zou krijgen;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2020 te Beverwijk zijn levensgezel, [slachtoffer 2], heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een stomp/klap op het (linker) oog te geven althans door die [slachtoffer 2] een of meer malen op/tegen het hoofd te slaan;
3.
hij op of omstreeks 10 mei 2020 te Beverwijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 mei 2020 te Heemskerk met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (merk BMW) die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorde, door dreigend tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat hij haar dood zou maken als hij de bedoelde auto niet zou krijgen;
2.
hij op 10 mei 2020 te Beverwijk [slachtoffer 2] heeft mishandeld door [slachtoffer 2] op het (linker) oog te slaan;
3.
hij op 10 mei 2020 te Beverwijk opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
afpersing.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij heeft hij gevorderd dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet houden aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in haar rapport van 31 maart 2021 geadviseerd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich onder invloed van verdovende middelen en alcohol schuldig gemaakt aan afpersing van zijn ex-vriendin, de moeder van zijn kinderen, en vernieling van haar telefoon. Aldus heeft hij haar gevoelens van angst en onbehagen bezorgd. Daarnaast heeft hij zich diezelfde avond schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin door haar op haar oog te slaan. De verdachte heeft door zijn handelen pijn en letsel veroorzaakt en vertrouwen geschaad. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat het contact tussen de verdachte en de moeder van zijn kinderen is hersteld en dat zij nu al geruime tijd normaal met elkaar omgaan en samen de zorg voor hun kinderen dragen. Op andere vlakken is tevens een voorzichtige positieve ontwikkeling te zien. Zo is de verdachte recent weer begonnen met werken en staat hij open voor hulpverlening.
Blijkens een reclasseringsrapport van Fivoor van 31 maart 2021, dat in een andere strafzaak tegen de verdachte is opgemaakt, is het voor de verdachte moeilijk om zijn alcohol- en drugsgebruik in toom te houden en zijn emoties te reguleren. Deze problemen zijn van invloed op zijn gedrag en handelingsvaardigheden. In verband met een en ander wordt geadviseerd de verdachte middels het stellen van bijzondere voorwaarden te verplichten tot het naleven van een meldplicht bij Fivoor en tot (ambulante) behandeling bij Ambulant Centrum Fivoor of een vergelijkbare zorgverlener. Bij een terugval in middelengebruik adviseert de reclassering tevens de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname in de bijzondere voorwaarden op te nemen. Ten slotte wordt geadviseerd de verdachte te verplichten mee te werken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen.
Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf – welke straf in beginsel passend zou zijn geweest – niet langer geboden. Daarom zal het hof een onvoorwaardelijke
taakstrafopleggen. Daarnaast zal een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Daarmee wordt enerzijds de ernst van de bewezen verklaarde feiten tot uitdrukking gebracht en wordt de strafoplegging anderzijds dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof zal daaraan de bijzondere voorwaarden koppelen die aansluiten op hetgeen de reclassering heeft geadviseerd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 300, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres 2]. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
zich laat behandelen door Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
zich bij een terugval in middelengebruik onder klinische behandeling stelt van een door de reclassering aan te wijzen instelling, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens zijn behandelaren worden gegeven, een en ander gedurende maximaal 7 (zeven) weken of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering verantwoord achten;
meewerkt aan controle op het middelengebruik door middel van urine- en/of ademonderzoek, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. F.A. Hartsuiker en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 mei 2021.
=========================================================================
[…]