ECLI:NL:GHAMS:2021:1598

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
23-001192-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling openlijke geweldpleging met verwerping beroep op noodweer(exces) en oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Syrië in 1996, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging op 15 maart 2020 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het meermalen slaan en schoppen van een slachtoffer, terwijl deze op de grond lag. De verdachte voerde aan dat hij zich beroeepte op (putatief) noodweer, omdat hij een vrouw wilde helpen die door het slachtoffer was geslagen. Het hof verwierp dit beroep, o.a. omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke aanranding en de noodweersituatie reeds was geëindigd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging en dat de strafbaarheid van het feit en de verdachte niet uitgesloten was. De politierechter had eerder een taakstraf van 80 uur opgelegd, maar het hof bepaalde de straf op 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Het hof hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de goede intenties van de verdachte, maar benadrukte dat zijn handelen niet binnen de grenzen van de wet viel. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001192-20
datum uitspraak: 18 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 mei 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-067332-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Amsterdam openlijk, te weten, de Lange Nuzel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door [slachtoffer]:
  • meermalen te slaan en/of
  • meermalen te schoppen/trappen en/of
  • naar de grond te brengen en/of
  • terwijl hij op de grond ligt tegen het hoofd en lichaam te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op grond van andere overwegingen tot een bewezenverklaring komt en een andere straf zal opleggen dan in eerste aanleg.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 maart 2020 te Amsterdam openlijk, te weten, de Lange Niezel, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door [slachtoffer]:
- meermalen te slaan en
- meermalen te schoppen/trappen en
- terwijl hij op de grond ligt tegen het hoofd en lichaam te trappen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Bespreking van het beroep op noodweer(exces)
De standpunten van de verdediging en het openbaar ministerie
Namens de verdachte is aangevoerd dat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij zich met succes kan beroepen op (putatief) noodweer, dan wel (putatief) noodweerexces.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep op noodweer. Primair omdat er geen sprake meer was van een ogenblikkelijke aanranding: de noodweersituatie was reeds geëindigd toen de verdachte zich mengde in een ruzie tussen een vrouw en het slachtoffer. Subsidiair omdat aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit niet is voldaan. Van noodweerexces was evenmin sprake. Dat er bij de verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging, is niet aannemelijk geworden. Ook het beroep op putatief noodweer(exces) moet worden verworpen nu van het slachtoffer geen dreiging of gevaar (meer) uitging zodat de verdachte in alle redelijkheid niet mocht menen dat er sprake was van enige aanranding of dat er onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding bestond.
Het oordeel van het hof
Voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) is onder meer vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Hiervan is blijkens de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen sprake. Op de camerabeelden, die deel uitmaken van het strafdossier, is te zien dat de verdachte naar het slachtoffer rent. Op dat moment wordt het slachtoffer al geslagen door twee mededaders. De verdachte springt het gevecht in en geeft het slachtoffer klappen. De verdachte slaat het slachtoffer op het hoofd. Vervolgens slaat de verdachte het slachtoffer naar de grond. Terwijl het slachtoffer op de grond ligt, wordt hij door de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] en anderen geschopt – ook tegen het hoofd.
Dat de verdachte heeft verklaard dat hij een vrouw wilde helpen die door het slachtoffer enig moment hiervoor in haar gezicht was geslagen, doet, gelet op het hiervoor overwogene, niet af aan de strafbaarheid van het tenlastegelegde, noch aan de strafbaarheid van de verdachte. De noodweersituatie was reeds geëindigd op het moment dat de verdachte het slachtoffer voor het eerst sloeg. De ruzie tussen het slachtoffer en de vrouw was immers al gestopt. Bovendien werd het slachtoffer al door twee anderen geslagen toen de verdachte zich in het gevecht mengde. Zowel de vrouw als de verdachte zelf hadden geen aanranding (meer) te duchten. Het beroep op noodweer(exces) wordt verworpen.
De inhoud van het dossier biedt ook geen aanknopingspunten voor het bestaan van een putatieve noodweersituatie: er zijn geen aanknopingspunten op grond waarvan geoordeeld kan worden dat de verdachte (abusievelijk) redelijkerwijs mocht veronderstellen dat er van een noodweersituatie sprake was. Reeds daarom verwerpt het hof eveneens het beroep op putatief noodweer(exces).
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Evenmin is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Deze eis is iets lager dan die in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte], omdat de verdachte iets minder geweld heeft gebruikt dan [medeverdachte].
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging waarbij het slachtoffer door hen is geschopt en geslagen, ook toen het slachtoffer al op de grond lag. Feiten als het onderhavige dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft het hof in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens een uittreksel uit de Justitiële documentatie van 21 april 2021 niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Ook na de dag waarop het tenlastegelegde plaatsvond, is de verdachte niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Daarnaast houdt het hof nadrukkelijk rekening met het feit dat de verdachte naar het hof wil aannemen wel goede intenties had om de vrouw die vlak voor de tenlastegelegde gedragingen een flinke klap had gekregen van het slachtoffer, te hulp te komen. Ofschoon de verdachte met zijn handelen, zoals hiervoor door het hof is overwogen, niet binnen de grenzen van de wet is gebleven en derhalve strafbaar gehandeld heeft, is het niet zo dat de verdachte ‘voor niets’ de confrontatie met het slachtoffer heeft opgezocht.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. E. van Die en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 mei 2021.
=========================================================================
[…]