ECLI:NL:GHAMS:2021:1580

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
23-000101-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervalsing van een paspoort en de verwerping van het verweer van afwezigheid van alle schuld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was gedagvaard voor het voorhanden hebben van een vervalst paspoort. De tenlastelegging betrof het bezit van een vals Frans paspoort, waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het vervalst was. De verdachte had het paspoort op 19 december 2019 te Schiphol in zijn bezit. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet wist dat het paspoort vals was. Dit verweer werd door het hof verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte, die het paspoort voor een aanzienlijk bedrag had gekocht, zich bewust moest zijn van de onrechtmatigheid van zijn handelen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd, maar kwam tot dezelfde bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 231 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000101-20
datum uitspraak: 2 februari 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-302516-19 tegen
een persoon gedagvaard als, maar niet zijnde:
[verdachte],
geboren te onbekend op [geboortedag] 1991,
zich noemende:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Verenigde Arabische Emiraten) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal paspoort van Frankrijk (voorzien van nummer [nummer] en op naam van [verdachte]), waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Het hof komt weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring als de rechter in eerste aanleg, maar tot een andere beslissing ten aanzien van de op te leggen straf. Mede gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft vermeld ten aanzien van de tenaamstelling van de verdachte en gelet op de in hoger beroep gevoerde verweren zou het (partieel) bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen opleveren.

Bespreking van verweren

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en daartoe aangevoerd dat de verdachte niet wist dat het paspoort vals was. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij niet wist dat het voorhanden hebben van een vals paspoort strafbaar is en hij in Frankrijk en Spanje hiervoor niet is gestraft.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft voor een aanzienlijk bedrag een paspoort gekocht van een bemiddelaar. Nu dit paspoort niet afkomstig was van de bevoegde instantie en in het paspoort een andere naam en een andere geboortedatum was vermeld dan de werkelijke gegevens van de verdachte, wist de verdachte dat dit een vals of vervalst paspoort betrof.
Ten aanzien van het subsidiair gevoerde verweer geldt dat voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde, is vereist dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging (vgl. HR 9 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1490, NJ 2004/675). Voor zover de verdachte al in de overtuiging verkeerde dat het voorhanden hebben van een vals of vervalst paspoort niet strafbaar is, is in ieder geval niet aannemelijk geworden dat deze onbekendheid verontschuldigbaar is. De omstandigheid dat de verdachte in twee andere landen niet voor dit feit zou zijn gestraft, maakt dit niet anders. De verdachte mocht daarom niet in de overtuiging verkeren dat deze gedraging geen strafbaar feit opleverde. De verweren worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 december 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Frankrijk (voorzien van nummer [nummer] en op naam van [verdachte]), waarvan hij, verdachte, wist dat dit vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
een reisdocument voorhanden hebben, waarvan hij weet, dat het vals of vervalst is.

Strafbaarheid van de verdachte

Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, is de verdachte strafbaar.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een vervalst paspoort in zijn bezit gehad en geprobeerd dit te gebruiken. Daarmee heeft hij het vertrouwen geschonden dat moet kunnen worden gesteld in een van overheidswege verstrekt reisdocument. Het hof heeft gelet op hetgeen in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) staat vermeld bij het in bezit hebben van een vals of vervalst paspoort, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden zoals die door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht aanleiding een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf –zoals gevorderd door de advocaat-generaal – dan wel toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – zoals verzocht door de raadsman – zou evenwel onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. C.N. Dalebout en mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 februari 2021.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.