ECLI:NL:GHAMS:2021:1574

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
23-001467-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnissen van de politierechter inzake overtredingen van gebiedsverboden in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen vonnissen van de politierechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1978, was eerder veroordeeld voor het niet naleven van door de burgemeester van Amsterdam opgelegde gebiedsverboden. Het hof heeft de zaken A tot en met I gevoegd, waarbij de verdachte in totaal negen keer niet heeft voldaan aan de opgelegde bevelen om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen. De tenlasteleggingen betroffen overtredingen van artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 mei 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte sinds juli 2020 in een beveiligde kliniek verblijft en positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt, waaronder het stoppen met drugsgebruik en deelname aan een behandelprogramma. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van één maand, met bijzondere voorwaarden, in plaats van een onvoorwaardelijke straf. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en verblijven in een instelling voor beschermd wonen. Het hof heeft de vonnissen van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte strafbaar is verklaard voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-004608-18 (zaken A tot en met G) + 23-004195-18 (zaak H) + 23-001467-19 (zaak I)
datum uitspraak: 1 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen:
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 december 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-209344-18 (zaak A), 13-207016-18 (zaak B), 13-214360-18 (zaak C), 13-218902-18 (zaak D), 13-223027-18 (zaak E), 13-223863-18 (zaak F), 13-240959-18 (zaak G),
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 november 2018 in de strafzaak onder het parketnummer 13-741226-18 (zaak H), en
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 april 2019 in de strafzaak onder het parketnummer 13-702861-18 (zaak I), tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg op respectievelijk 10 december 2018, 12 november 2018 en 1 april 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormelde vonnissen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Voeging

Het op 10 december 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-209344-18 (zaak A), 13-207016-18 (zaak B), 13-214360-18 (zaak C), 13-218902-18 (zaak D), 13-223027-18 (zaak E), 13-223863-18 (zaak F), 13-240959-18 (zaak G) gewezen vonnis is bij het hof geregistreerd onder het parketnummer 23-004608-18.
Het op 12 november 2018 in de strafzaak met het parketnummer 13-741226-18 (zaak H) gewezen vonnis is bij het hof geregistreerd onder parketnummer 23-004195-18.
Het op 1 april 2019 in de strafzaak met het parketnummer 13-702861-18 (zaak I) gewezen vonnis is bij het hof geregistreerd onder parketnummer 23-001467-19.
Het hof heeft op de terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2021 de voeging van de zaken met de parketnummers 23-004608-18, 23-004195-18 en 23-001467-19 bevolen.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak Ahij op 23 oktober 2018 te 01:10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;
Zaak B
hij op 18 oktober 2018 te 20:00 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 Amsterdam , althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;
Zaak C
hij op 29 oktober 2018 te 19:42 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende -zakelijk weergegeven- om zich uit het dealeroverlastgebied (DOG) 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (27 juli 2018; 13/702092-18);
Zaak D
hij op 05 november 2018 te 00:20 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende -zakelijk weergegeven- om zich uit het dealeroverlastgebied (D.O.G.) 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (27 juli 2018; 13/702092-18);
Zaak E
hij op 8 november 2018 te 20:40 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;
Zaak F
hij op 11 november 2018 te 00:55 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende -zakelijk weergegeven- om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 Amsterdam, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden te weten op 8 maart 2018;
Zaak G
hij op 27 november 2018 te 18:45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;
Zaak H
hij op 30 oktober 2018 te 20.35 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied DOG 2.0 , althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (2 december 2017);
Zaak I
hij op of omstreeks 28 december 2018 te 04.10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnissen waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, omdat het hof na voeging van de strafzaken in hoger beroep komt tot één uitspraak.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A tot en met I tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak Ahij op 23 oktober 2018 te 01:10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;
Zaak B
hij op 18 oktober 2018 te 20:00 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;
Zaak C
hij op 29 oktober 2018 te 19:42 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (27 juli 2018; 13/702092-18);
Zaak D
hij op 5 november 2018 te 00:20 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (27 juli 2018; 13/702092-18);
Zaak E
hij op 8 november 2018 te 20:40 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;
Zaak F
hij op 11 november 2018 te 00:55 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden, te weten op 8 maart 2018;
Zaak G
hij op 27 november 2018 te 18:45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;
Zaak H
hij op 30 oktober 2018 te 20.35 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (2 december 2017);
Zaak I
hij op 28 december 2018 te 04.10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden.
Hetgeen in de zaken A tot en met I meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A, B, E, G en I bewezenverklaarde levert
telkensop:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het in de zaken C, D, F en H bewezenverklaarde levert
telkensop:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde:
  • in zaken A tot en met G veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand met aftrek van voorarrest;
  • in zaak H veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden met aftrek van voorarrest;
  • in zaak I veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand met aftrek van voorarrest, onder oplegging van de vrijheidsbenemende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand en dat daarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld (i) het naleven van een meldplicht bij de reclassering en (ii) verblijf in een instelling voor beschermd wonen.
De raadsman heeft het hof verzocht om de advocaat-generaal in zijn eis te volgen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich negen keer schuldig gemaakt aan het negeren van door de burgemeester van Amsterdam uitgevaardigde gebiedsverboden. Door zo te handelen heeft hij er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan besluiten van het bevoegde gezag, die zijn genomen met het oog op handhaving van de openbare orde in het betreffende gebied. Ook doorkruist hij daarmee het ter zake daarvan gevoerde beleid.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 april 2021 is de verdachte herhaaldelijk eerder ter zake soortgelijke delicten onherroepelijk veroordeeld. Mede in dat licht daarop zou oplegging van een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zonder meer in de rede hebben gelegen. Toch zal het hof daar in dit geval niet voor kiezen, om reden van het volgende.
Uit de omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten komt naar voren dat zijn recidivepatroon is geworteld in een combinatie van harddrugsgebruik, beperkte cognitieve vermogens en psychiatrische problematiek. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte sinds juli 2020 krachtens een zorgmachtiging in een (beveiligde) kliniek voor Duurzaam Verblijf in Assen verblijft. In maart 2021 is hij overgeplaatst naar een voorziening van die kliniek met meer zelfstandigheid. Hij neemt deel aan het programma, is psychiatrisch stabiel, neemt trouw zijn (depot)medicatie en gebruikt geen drugs. Er wordt toegewerkt naar re-integratie van de verdachte in de gemeente van herkomst (Amsterdam), in welk verband wordt gezocht naar een plaats in een beschermde woonomgeving. De aan de kliniek verbonden behandelcoördinator heeft op 7 mei 2021 laten weten dat de verdachte in zijn optiek ‘goed in proces is’ en dat dit proces verstoord zou worden als de verdachte gevangenisstraf zou moeten ondergaan. Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft bij rapport van 14 mei 2021 geadviseerd de verdachte middels het stellen van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf te verplichten tot het naleven van een meldplicht bij het Leger des Heils en het verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, omdat de verdachte bij dat een en ander gebaat is.
Het hof stelt vast dat zich een positief te waarderen kentering in het leven van de verdachte heeft voorgedaan. Die kentering vindt weerklank in het – 52 pagina’s tellende – uittreksel uit de Justitiële Documentatie, in die zin dat daaruit blijkt dat de verdachte na 27 april 2020 geen strafbare feiten meer heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen. Aldus is een hardnekkig recidivepatroon (voorlopig) tot een halt gekomen. Het hof acht het (ter voorkoming van nieuwe recidive) in het belang van de samenleving dat het ingezette (behandel)traject niet wordt doorkruist door oplegging van een straf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Daarom zal het hof kiezen voor een geheel voorwaardelijke straf en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden die door de reclassering zijn geadviseerd. Gelet op de gewijzigde persoonlijke situatie acht het hof het, anders dan de rechter in eerste aanleg, niet langer noodzakelijk de maatregel van artikel 38v Sr op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de vonnissen waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B, C, D, E, F, G, H en I tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A, B, C, D, E, F, G, H en I bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich meldt bij Leger de Heils Jeugdbescherming & Reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de veroordeelde verblijft in een door de reclassering aan te wijzen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en zich daar houdt aan de huisregels, alsmede aan het dagprogramma dat die instelling in overleg met de reclassering zal opstellen, een en ander zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de thans in voorwaardelijke vorm opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. J.J.I. de Jong en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2021.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]