ECLI:NL:GHAMS:2021:1567

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
200.286.523/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over maritaal beslag en de afhandeling van een nalatenschap

In deze zaak heeft klaagster, die in gemeenschap van goederen was gehuwd met haar ex-echtgenoot, maritaal beslag gelegd op het erfdeel van haar ex-echtgenoot in de nalatenschap van zijn overleden moeder. Klaagster verwijt de notaris dat hij in zijn werkzaamheden geen rekening heeft gehouden met dit beslag. De klacht is ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag, die de klacht ongegrond verklaarde. Klaagster heeft op 30 november 2020 beroep aangetekend bij het Gerechtshof Amsterdam.

Tijdens de behandeling van de zaak op 11 maart 2021 heeft klaagster, vergezeld van haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De notaris, ook vergezeld van zijn advocaat, heeft zijn verweer gevoerd. Klaagster stelt dat de notaris in zijn akte onjuist heeft vermeld dat beslag was gelegd op het appartementsrecht, terwijl dit beslag op het erfdeel van de man rustte. Klaagster betoogt dat de notaris zonder haar toestemming heeft gehandeld en dat hij het beslag heeft genegeerd, wat zou kunnen leiden tot onttrekking aan beslag.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn vastgesteld en heeft geoordeeld dat de notaris zich juridisch onjuist heeft uitgedrukt in de akte, maar dat deze fout niet zo ernstig is dat het tot gegrondverklaring van de klacht leidt. Het hof bevestigt dat het beslag niet in de weg stond aan de afwikkeling van de nalatenschap, aangezien het beslag alleen op het aandeel van de man in de nalatenschap rustte en niet op het registergoed zelf. Het hof verklaart de klacht van klaagster op alle onderdelen ongegrond en bevestigt de beslissing van de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.286.523/01 NOT
nummer eerste aanleg : 20-15
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 25 mei 2021
inzake
[klaagster] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel, advocaat te Roosendaal,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.A.Th. van den Berg, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna klaagster en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster heeft maritaal beslag ten laste van haar ex-echtgenoot gelegd. Zij verwijt de notaris dat hij met de door hem verrichte werkzaamheden voorbij is gegaan aan dat beslag.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klaagster heeft op 30 november 2020 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 25 november 2020 (ECLI:NL:TNORDHA:2020:28).
2.2.
De notaris heeft op 10 februari 2021 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 maart 2021. Klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van overgelegde pleitnota’s.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten in deze zaak komen neer op het volgende.
3.1.
Klaagster is in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met de heer [X] jr. (hierna te noemen: de man). Tijdens het huwelijk is de vader van de man, de heer [X] sr. (hierna te noemen: erflater) op [overlijdensdatum] 2015 overleden. Hij had geen testament gemaakt. De weduwe van erflater, mevrouw [Y] (hierna te noemen: erflaatster) was met uitsluiting van ieder ander gerechtigd tot de goederen die behoorden tot de nalatenschap van erflater. Erflater en erflaatster hadden twee kinderen, te weten de man en zijn broer, de heer [Z] . De kinderen van erflater kregen op grond van de wettelijke verdeling een niet opeisbare geldvordering op erflaatster ter waarde van ieders erfdeel.
3.2.
De geldvordering van de man op erflaatster is in de huwelijksgoederengemeenschap met klaagster gevallen.
3.3.
Op [overlijdensdatum] 2018 is erflaatster overleden. Zij had op 13 april 2017 een testament gemaakt, verleden voor de notaris met daarin een uitsluitingsclausule. Tot de nalatenschap van erflaatster behoorde de door en bij haar overlijden opeisbaar geworden schuld uit hoofde van de genoemde geldvordering van de man.
3.4.
Klaagster heeft, na daartoe op 29 oktober 2018 verkregen verlof, maritaal beslag gelegd op het erfdeel van de man in de nalatenschap van erflaatster.
3.5.
Op 17 februari 2020 heeft de notaris een akte van verdeling registergoed gepasseerd. In de akte staat in HOOFDSTUK 4.OVERIGE BEPALINGEN het volgende:
“Partijen verklaren over de verdeling en levering in aanvulling op het hiervoor vermelde het volgende.
1….
2….
3. Het registergoed is niet met hypotheekrechten, pandrechten, beslagen of inschrijvingen daarvan belast.
Er is door de ex-echtgenote van de verschenen persoon sub a, mevrouw [klaagster] , … conservatoir beslag gelegd ten laste van haar ex-echtgenoot op het appartementsrecht.
Dit beslag is gelegd als maritaal beslag.
Voor een maritaal beslag is als vereiste dat er sprake dient te zijn van een onverdeeldheid.
Echter, door de uitsluitingsclausule is het testament van de moeder van de heer [X] valt dit appartement niet in de (nu ontbonden) gemeenschap van goederen.
Daarom treft dit beslag niet”.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris het volgende:
1) De notaris heeft in strijd met de waarheid in de akte opgeschreven dat klaagster maritaal beslag heeft gelegd op het appartementsrecht.
2) De notaris heeft zonder medeweten/toestemming van klaagster geen rekening gehouden met het door klaagster gelegd beslag op het erfdeel van de man. Dat blijkt zowel uit hoofdstuk 4 van de akte als uit de overige inhoud. De notaris had vanwege het door klaagster gelegde beslag geen medewerking mogen verlenen aan de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Daartoe was toestemming van of namens klaagster vereist. Door te stellen dat het beslag geen doel treft, heeft de notaris eigenmachtig over het beslag beslist. Niet de notaris, maar de rechter is degene die kan oordelen over de geldigheid, rechtmatigheid en strekking van een beslag.
3) De notaris heeft het in de hand gewerkt dan wel goedgevonden dat de man over zijn erfdeel heeft beschikt ondanks het gelegde beslag wat het strafbare feit van onttrekking aan beslag inhoudt.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de notaris op alle onderdelen ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel 1
5.2.
In hoger beroep heeft klaagster aangevoerd dat het onjuist is dat de notaris in zijn akte heeft opgeschreven dat beslag was gelegd op het appartementsrecht. De notaris heeft ten onrechte niet in de akte vermeld dat beslag is gelegd op het aandeel van de man in de nalatenschap. Het appartement maakte deel uit van die nalatenschap.
Evenals de kamer stelt het hof vast dat de notaris zich in de akte juridisch onjuist heeft uitgedrukt, doch dat dit niet dermate laakbaar is dat deze fout tot gegrondverklaring van de tuchtklacht leidt, temeer nu klaagster hierdoor niet is benadeeld. Het hof neemt op dit punt het oordeel van de kamer over dat in dit geval de notaris tuchtrechtelijk niets te verwijten valt. Dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel 2
5.3.
Het door klaagster gelegde beslag stond, zoals ook de kamer heeft overwogen, niet in de weg aan afwikkeling van de nalatenschap of aan verdeling van het registergoed door de notaris. Het beslag rustte immers slechts op het aandeel van de man in de nalatenschap en niet op het registergoed zelf. De door klaagster in hoger beroep aangehaalde uitspraak van de rechtbank Den Haag onderstreept juist het onderscheid tussen beslag op een onverdeeld aandeel in een registergoed en beslag op een onverdeeld aandeel in een nalatenschap waarin dat registergoed valt. Dit klachtonderdeel zal eveneens ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel 3
5.4.
Met de kamer is het hof van oordeel dat vast is komen te staan dat het aandeel in de nalatenschap aan de man toebehoorde. Daarover mag hij dan ook zelf beschikken als eigenaar. Dit betekent niet dat een goed aan het beslag is onttrokken. Het hof verklaart de klacht ook op dit onderdeel ongegrond.

6.Beslissing

Het hof:
bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, H.T. van der Meer en
T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021 door de rolraadsheer.