In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een notaris met betrekking tot de levering van een registergoed. Klager was niet betrokken bij het passeren van de leveringsakte, waarbij de notaris gebruik heeft gemaakt van de volmacht van een onzijdig persoon. De kern van het geschil is of de notaris deze onzijdig persoon terecht heeft ingeschakeld. Klager heeft op 25 oktober 2020 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Bosch, die op 28 september 2020 had geoordeeld. Tijdens de behandeling op 11 maart 2021 heeft klager zijn standpunt toegelicht aan het hof, waarbij hij zijn bezwaren tegen de notaris uiteenzette.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de ouders van klager zijn overleden, en er ontstond een geschil over de verdeling van de nalatenschap. De rechtbank heeft op 22 maart 2017 klager veroordeeld tot medewerking aan de verkoop van een registergoed, waarbij mr. [F] als onzijdig persoon werd benoemd. Klager heeft echter nooit de gelegenheid gekregen om de leveringsakte tijdig in te zien of hierop te reageren. De notaris heeft klager niet tijdig geïnformeerd en heeft hem buiten het proces gehouden, wat leidde tot een schending van zijn rechten.
Het hof heeft geoordeeld dat de notaris tekort is geschoten in zijn informatieplicht en onderzoeksplicht. Van de 21 klachtonderdelen zijn er negen gegrond verklaard, waaronder de onderdelen die betrekking hebben op de tijdige informatievoorziening en de inschakeling van de onzijdig persoon. De notaris is geschorst voor de duur van twee maanden en veroordeeld tot betaling van kosten aan klager en aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in het notariële ambt.