2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur zijn daarin aangeduid als ‘eisers’/‘erfgenaam’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Erflaatster is op [datum] overleden. De enig erfgenaam van erflaatster is de [Y] (hierna: de erfgenaam).
2. Met dagtekening 28 maart 2014 is aan erflaatster onderhavige aanslag – conform de ingediende aangifte – opgelegd.
3. Op 1 maart 2016 heeft de erfgenaam bezwaar gemaakt tegen de ten name van hem opgemaakte definitieve berekening zorgtoeslag en huurtoeslag 2012. Verweerder heeft dit bezwaar aangemerkt als een bezwaar tegen de aan de erfgenaam opgelegde aanslag IB/PVV 2012. Dit bezwaar is door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. Deze procedure heeft geleid tot de uitspraak van deze rechtbank van 16 mei 2017 (HAA 16/4876).
4. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 16 mei 2017 heeft verweerder besloten om het ontvangen bezwaarschrift van 1 maart 2016 tevens in behandeling te nemen als een verzoek om ambtshalve vermindering tegen de onderhavige aanslag ten name van erflaatster.
5. Verweerder heeft op 13 juni 2017 een verzoek om informatie gestuurd aan de erfgenaam. Hierin is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“U geeft aan dat de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2012 van uw moeder, mevrouw [X] (…) moet worden herzien, omdat de bewindvoerder de specifieke zorgkosten niet heeft vermeld in de aangiftebiljet.”
6. Als reactie hierop heeft de erfgenaam in september 2017 een formulier “Uitgaven specifieke zorgkosten 2012” ingevuld en opgestuurd naar verweerder. De aangegeven aftrek specifieke zorgkosten bedraagt € 15.176,14.
7. Per brief van 13 oktober 2017 heeft verweerder de erfgenaam gevraagd naar stukken (nota’s, betalingsbewijzen en correspondentie) waaruit het recht op enkele van de gevraagde aftrekposten blijkt.
8. In een e-mail van 21 december 2017 schrijft de erfgenaam:
“Doordat mijn moeder, mevrouw [X] , (…), onder bewind stond en de bewindvoerder nalatig is geweest al destijds volledige informatie aan te leveren o.a. bij uw belastingdienst. Er is aangifte gedaan eerder dit jaar door mijn advocaat en is er een civiele procedure gestart om inzage te kunnen krijgen in de stukken.
Op dit moment weet ik niet beter dan dat er aan u stukken zijn verstuurd maar moet dit zekerheidshalve natuurlijk navragen. (…). Voor mij is het van groot belang dat u zo spoedig mogelijk de stukken zult ontvangen maar dan moet wel een ieder meewerken en daar bedoel ik een bewindvoerder mee.”
9. Met dagtekening 9 januari 2018 heeft verweerder beslist op het verzoek om ambtshalve vermindering van de onderhavige aanslag en het verzoek afgewezen.
10. De erfgenaam heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 8 februari 2018, ontvangen door verweerder op 9 februari 2018.
11. Aan de erfgenaam is wederom een verzoek om informatie verstuurd.
12. Op 18 mei 2018 heeft verweerder de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar aan de erfgenaam gestuurd. Daarin staat vermeld dat het voornemen van verweerder is om deels tegemoet te komen aan het bezwaar en dat een aftrek specifieke zorgkosten zal worden verleend van € 2.036.
13. Met dagtekening 14 december 2018 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan overeenkomstig de brief van 18 mei 2018.
14. De erfgenaam heeft hiertegen op 21 januari 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank Amsterdam heeft het beroepschrift op 5 maart 2019 doorgestuurd naar de rechtbank omdat zij van mening is dat niet zij maar de onderhavige rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.”