In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar minderjarige kinderen naar Zweden. De vrouw, die de Zweedse nationaliteit heeft, verzocht om toestemming om met de kinderen naar Zweden te verhuizen en hen daar in te schrijven op een school. De man, de vader van de kinderen, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzet zich tegen deze verhuizing en heeft een incidenteel hoger beroep ingesteld. De rechtbank had eerder het verzoek van de vrouw afgewezen, en de vrouw is in hoger beroep gegaan.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de belangen van de kinderen, de rol van beide ouders in de opvoeding en de gevolgen van de verhuizing voor de zorgregeling. De vrouw heeft aangevoerd dat zij in Zweden betere carrièremogelijkheden heeft en dat het Zweedse schoolsysteem beter aansluit bij de behoeften van haar oudste kind, die dyslexie heeft. De man heeft echter betoogd dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is, omdat zij in Nederland geworteld zijn en hij een actieve rol speelt in hun opvoeding.
Na een zorgvuldige afweging van de belangen van beide ouders en de kinderen, heeft het hof geoordeeld dat de belangen van de man en de kinderen zwaarder wegen dan die van de vrouw. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en geen toestemming verleend voor de verhuizing naar Zweden. De huidige zorgregeling blijft gehandhaafd, waarbij de kinderen bij de vrouw blijven wonen en de man regelmatig contact met hen kan onderhouden.