Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Let op: dit[de alinea ervoor; hof]
geldt niet als je op 30 juni 2010 in dienst was van Fortis Bank Nederland N.V(…)
en je op 1 juli 2010 van rechtswege bent overgekomen naar de bank. Dan blijven in een vergelijkbare situatie of bij een eerste ziektedag voor 1 januari 2011, de regels gelden uit de FBN CAO 1 januari 2009 tot 1 maart 2010 artikel 8.6.1 tot en met 8.6.7, artikel 8.7.5 en artikel 8.8.5. tot en met 8.8.10.”
De werknemer, van wie het jaarinkomen meer bedraagt dan de maximum WIA-uitkeringsgrondslag en die op het tijdstip van intreden van de arbeidsongeschiktheid tenminste 12 maanden in dienst van de werkgever is geweest, komt in aanmerking voor een aanvullende uitkering tot 70% van het laatstverdiende persoonlijk jaarinkomen (alsmede een eventuele bonusgarantie) voor zover dat meer bedraagt dan de maximum WIA-uitkeringsgrondslag.(...)
Deze aanvullende uitkering is onafhankelijk van het al dan niet handhaven van het formele dienstverband. De werknemer ontvangt de uitkering zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, doch uiterlijk tot de pensioendatum.”
De pensioenregelingen worden in deze CAO op hoofdlijnen beschreven en worden in detail uitgewerkt in pensioenreglementen. De pensioenreglementen mogen geen bepalingen bevatten, die in strijd zijn met deze CAO. In dat geval is deze CAO van toepassing. Indien in de pensioenreglementen bepalingen zijn opgenomen die niet voorkomen in deze CAO, dan zijn de bepalingen in de pensioenreglementen van kracht.”
Uw ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin u voor de eerste keer uw AOW-pensioen krijgt.”
3.Beoordeling
grief 1heeft ABN AMRO, samengevat, het volgende betoogd. De uitleg van de kantonrechter van artikel 8.8.5 van de FBN cao strookt niet met de objectief kenbare ratio van deze bepaling. De bedoeling van de WIA-suppletie is de inkomensachteruitgang van de werknemer als gevolg van arbeidsongeschiktheid gedeeltelijk op te vangen. Het ligt niet in de rede door middel van een suppletie compensatie te bieden voor verlies van inkomen voor het deel dat de werknemer zelf in zijn inkomen kan voorzien door zijn restverdiencapaciteit te benutten. Daarnaast leidt de uitleg van de kantonrechter in verschillende opzichten tot onaannemelijke rechtsgevolgen. Allereerst kan een werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid meer inkomen ontvangen dan hij daarvoor verdiende. Ten tweede ontstaat er een (grotere) ongelijkheid tussen meer en minder verdienende werknemers. Ten derde ontstaat er een ongelijkheid tussen werknemers die in verschillende mate arbeidsongeschikt zijn. De uitleg van artikel 8.8.5 van de FBN cao die ABN AMRO voorstaat, vindt steun in de bewoordingen van deze bepaling. Dit artikel bepaalt dat de werknemer recht heeft op een aanvullende uitkering ‘tot’ (en dus niet ‘van’) 70% van – kort gezegd – het verschil tussen zijn loon en het WIA-loon. Verder heeft ABN AMRO, anders dan de kantonrechter lijkt te veronderstellen, alleen voor de periode van 4 november 2013 tot 4 december 2016 de correctie voor de mate van arbeidsongeschiktheid achterwege gelaten. Dat heeft ABN AMRO uit coulance gedaan en niet omdat zij veronderstelde dat bedoelde correctie niet plaats zou behoren te vinden. De situatie wijzigde per 4 december 2016 toen de WGA-LGU van [geïntimeerde] werd omgezet in een WGA-VVU. Anders dan bij de WGA-LGU is de hoogte van de WGA-VVU afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en de mate waarin de werknemer zijn restverdiencapaciteit benut. Om die reden heeft ABN AMRO vanaf 4 december 2013 tot 1 januari 2019 wel rekening gehouden met het arbeidsongeschiktheidspercentage van [geïntimeerde] , aldus ABN AMRO.