ECLI:NL:GHAMS:2021:1413

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
200.270.502/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte; bewijslevering en hoofdverblijf in gehuurde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil tussen [appellant], vertegenwoordigd door advocaat mr. D.E. Post, en WONINGSTICHTING KENNEMER WONEN, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. de Bie. Het geschil draait om de vraag of [appellant] zijn hoofdverblijf in de gehuurde woning heeft gehad. In een eerder tussenarrest van 26 januari 2021 had het hof Kennemer Wonen de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren voor haar stelling dat [appellant] geen hoofdverblijf in de woning had. Kennemer Wonen heeft echter afgezien van deze bewijslevering.

Het hof heeft overwogen dat de bewijslast bij Kennemer Wonen ligt en dat de door haar overgelegde verklaringen van omwonenden onvoldoende zijn om te concluderen dat [appellant] zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde had. De verklaringen waren summier en gaven aanleiding tot vragen. [appellant] heeft zijn hoofdverblijf in het gehuurde gemotiveerd betwist met niet summiere verklaringen van twee naaste buren. Het hof concludeert dat Kennemer Wonen niet heeft aangetoond dat [appellant] tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.

Daarom heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd, de vorderingen van Kennemer Wonen afgewezen en deze veroordeeld in de proceskosten in beide instanties. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rechters in het openbaar op 18 mei 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.270.502/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland: 7592770 \ CV EXPL 19-1955
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 mei 2021
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. D.E. Post te Heerhugowaard,
tegen
WONINGSTICHTING KENNEMER WONEN,
gevestigd te Heiloo,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.M. de Bie te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom ‘ [appellant] ’ en ‘Kennemer Wonen’ genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 26 januari 2021 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Bij het tussenarrest heeft het hof Kennemer Wonen in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat [appellant] geen hoofdverblijf in de woning heeft (gehad). Kennemer Wonen heeft afgezien van de mogelijkheid tot het leveren van dat bewijs.
Ten slotte heeft Kennemer Wonen arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Zoals het hof in eerdergenoemd tussenarrest heeft overwogen, draait het geschil om de vraag of [appellant] zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft (gehad) en, mocht dat niet het geval zijn, of dit een tekortkoming van [appellant] oplevert die de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
2.2
Op Kennemer Wonen rust de bewijslast van haar stelling dat [appellant] tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat hij zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft (gehad).
2.3
In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat de door Kennemer Wonen overgelegde verklaringen van omwonenden zeer summier zijn en daaruit niet zonder meer volgt dat [appellant] niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde had. Het zijn hoogstens aanwijzingen daarvoor, maar de verklaringen roepen ook vragen op. Dan wordt relevant welke vragen Kennemer Wonen aan de omwonenden heeft gesteld, wat echter onduidelijk is gebleven. Maar ook indien er vanuit zou worden gegaan dat Kennemer Wonen voldoende onderbouwd heeft gesteld dat [appellant] geen hoofdverblijf in het gehuurde heeft gehad, heeft [appellant] dit (mede) aan de hand van de door hem overlegde stukken gemotiveerd betwist. Tot deze stukken behoren de niet summiere verklaringen van twee naaste buren van [appellant] . In ieder geval heeft [appellant] in dit stadium van de procedure voldaan aan de op hem rustende verzwaarde motiveringsplicht. Aldus het hof.
2.4
Nu Kennemer Wonen heeft afgezien van (verdere) bewijslevering, leidt dit tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [appellant] geen hoofdverblijf in het gehuurde heeft (gehad). [appellant] is dus niet tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst tussen partijen ten onrechte ontbonden en [appellant] ten onrechte veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling van de proceskosten.
De grieven slagen.
2.5
Het hof zal het vonnis vernietigen en de vorderingen van Kennemer Wonen alsnog afwijzen. Kennemer Wonen zal worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 11 september 2019, en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Kennemer Wonen af;
veroordeelt Kennemer Wonen in de kosten van het geding in beide instanties, aan de zijde van [appellant] in eerste aanleg begroot op € 360,-- voor salaris en in hoger beroep tot op heden begroot op € 423,01 aan verschotten en € 2.148,-- voor salaris;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, D. Kingma en M.A. Wabeke en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2021.