ECLI:NL:GHAMS:2021:1249
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake wijziging omgangsregeling en gezamenlijk gezag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een wijziging van de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige, alsook over het gezamenlijk gezag van partijen. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter van 2 juni 2020 ontvangen, waarin een nieuwe omgangsregeling was vastgesteld. Het hof had in een tussenbeschikking van 12 januari 2021 partijen gevraagd om aan te geven of zij nog belang hadden bij de behandeling van de zaak, gezien de nieuwe beschikking van de kinderrechter. De vrouw, verweerster in hoger beroep, stelde dat de man geen belang meer had bij zijn hoger beroep, omdat de nieuwe omgangsregeling inmiddels in kracht van gewijsde was gegaan.
Het hof overwoog dat de man geen gebruik had gemaakt van de gelegenheid om zijn standpunt kenbaar te maken en dat de beschikking van de kinderrechter van latere datum was dan de bestreden beschikking. Hierdoor had de man geen belang meer bij de behandeling van zijn grieven met betrekking tot de omgangsregeling. Het hof wees het verzoek van de man om een co-ouderschap vast te stellen af en bekrachtigde de beschikking waarvan beroep. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, waarbij de griffier aanwezig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 april 2021.