In deze zaak heeft klager, de broer van de overleden erflater, een klacht ingediend tegen de notaris die belast was met het beheer van de nalatenschap. De erflater overleed op 3 november 2017 zonder testament, en de vijftien erfgenamen, waaronder klager, hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Klager verwijt de notaris dat hij tekortgeschoten is in zijn taken, met name in de communicatie en het beheer van de nalatenschap. Klager heeft op 25 november 2020 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die op 28 oktober 2020 de klacht ongegrond verklaarde. Tijdens de openbare zitting op 11 maart 2021 hebben klager en de notaris hun standpunten toegelicht. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn gepresenteerd, en heeft geen bezwaren van klager tegen deze vaststellingen gehoord.
Het hof heeft de klacht van klager op alle onderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de notaris klager voldoende heeft geïnformeerd over zijn werkzaamheden en dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Klager heeft geen bewijs geleverd dat de notaris meer had moeten doen dan wat hij heeft gedaan. De notaris heeft klager tijdig geïnformeerd over de voortgang van de nalatenschap en heeft gehandeld binnen de grenzen van zijn bevoegdheden. De beslissing van de kamer wordt door het hof bevestigd, en de klacht van klager wordt afgewezen.