ECLI:NL:GHAMS:2021:1213

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
200.286.263/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over tekortkomingen in het beheer van een nalatenschap

In deze zaak heeft klager, de broer van de overleden erflater, een klacht ingediend tegen de notaris die belast was met het beheer van de nalatenschap. De erflater overleed op 3 november 2017 zonder testament, en de vijftien erfgenamen, waaronder klager, hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Klager verwijt de notaris dat hij tekortgeschoten is in zijn taken, met name in de communicatie en het beheer van de nalatenschap. Klager heeft op 25 november 2020 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die op 28 oktober 2020 de klacht ongegrond verklaarde. Tijdens de openbare zitting op 11 maart 2021 hebben klager en de notaris hun standpunten toegelicht. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn gepresenteerd, en heeft geen bezwaren van klager tegen deze vaststellingen gehoord.

Het hof heeft de klacht van klager op alle onderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de notaris klager voldoende heeft geïnformeerd over zijn werkzaamheden en dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Klager heeft geen bewijs geleverd dat de notaris meer had moeten doen dan wat hij heeft gedaan. De notaris heeft klager tijdig geïnformeerd over de voortgang van de nalatenschap en heeft gehandeld binnen de grenzen van zijn bevoegdheden. De beslissing van de kamer wordt door het hof bevestigd, en de klacht van klager wordt afgewezen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.286.263/01 NOT
nummer eerste aanleg : 19-85
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 25 mei 2021
inzake
[klager],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. A.F. Mandos, advocaat te 's-Gravenhage,
tegen
[notaris],
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

De broer van klager is overleden met achterlating van vijftien erfgenamen. Alle erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en aan de notaris volmacht verleend om diverse handelingen te verrichten in het kader van de vereffening. Klager verwijt de notaris dat hij is tekortgeschoten in het beheer van de nalatenschap.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 25 november 2020 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 28 oktober 2020 (ECLI:NL:TNORDHA:2020:13). De notaris heeft op 15 januari 2021 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
2.2.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
2.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 maart 2021. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de notaris aan de hand van een overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Op 3 november 2017 is de broer van klager (hierna te noemen: erflater) overleden. Erflater had geen testament gemaakt. Volgens de bepalingen van de wet heeft hij vijftien erfgenamen achtergelaten, onder wie zijn broers en zusters.
3.2.
Door een zuster van klager, [A] (hierna te noemen: zuster), is na het overlijden contact opgenomen met de notaris inzake de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Op 14 november 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de zuster en de notaris.
3.3.
Op 22 november 2017 heeft de notaris de vijftien erfgenamen aangeschreven, waarbij hij in zijn brief onder andere het volgende meldde:

(..) Enige algemene informatie omtrent het aanvaarden van nalatenschappen voeg ik bij. (..)
Daar de overige baten/schulden niet bekend zijn, neem ik aan dat u de nalatenschap van de overledene beneficiair zult aanvaarden. In verband hiermee treft u een verklaring aan, in welke verklaring tevens een volmacht aan mij is opgenomen, zodat ik voor u als vereffenaar van de nalatenschap kan optreden. (..)
Zodra ikalleverklaringen getekend heb ontvangen, zal namens u bij de Rechtbank de beneficiaire aanvaarding worden geregeld. Daarna zal een verklaring van erfrecht kunnen worden afgegeven met behulp waarvan ik bij de bank kan informeren naar de saldi van de overledene en ook andere instellingen kan raadplegen.
Ik verzoek u vriendelijk doch zo spoedig als mogelijk uw medewerking te verlenen, daar er anders door mij geen actie kan worden ondernomen. (..)
3.4.
Naar aanleiding van deze brief zijn klager en twee andere broers op 1 december 2017 op het kantoor van de notaris geweest voor een bespreking met de notaris. Tijdens deze bespreking heeft klager de door de notaris toegestuurde “verklaring van beneficiaire aanvaarding en volmacht” ondertekend. Met dit document heeft klager aan de notaris volmacht verleend om in naam van klager en voor diens rekening in het kader van de nalatenschap van erflater te verrichten:
- alle voor de vereffening benodigde daden van beheer;
- alle voor de vereffening benodigde daden van beschikking, en
- alle voor de vereffening benodigde feitelijke handelingen.
3.5.
Na opgave door de notaris op 2 januari 2018 is op 5 januari 2018 in het boedelregister ingeschreven dat de nalatenschap van erflater is aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
3.6.
De taxatie van de inboedel in de woning van erflater heeft plaatsgevonden op 13 maart 2018. Op 16 april 2018 heeft de notaris het taxatierapport van de inboedel aan klager toegestuurd met het verzoek om kenbaar te maken of hij belangstelling had voor bepaalde items. In deze brief was ook vermeld dat de zuster wegens privéredenen de computer en de laptop van erflater al had overgenomen voor de in het taxatierapport vermelde waarde.
3.7.
Op 27 augustus 2018 heeft een medewerkster van de notaris, mevrouw [B] (hierna te noemen: medewerkster) een brief gestuurd aan de ex-partner van erflater, met het verzoek om een bedrag van € 7.000,00 - zijnde het totaalbedrag van de sinds het overlijden van erflater aan haar, onverschuldigd, gedane periodieke overmakingen - over te maken naar de derdengeldenrekening van de notaris. De ex-partner heeft het gevraagde bedrag twee dagen later overgemaakt aan de notaris.
3.8.
Klager en zijn twee broers hebben contact gezocht met het kantoor van de notaris in verband met de vermissing van twee kunstobjecten uit de woning van erflater (hierna te noemen: de koppen). Op 6 september 2018 heeft de medewerkster van de notaris de twee broers van klager hierover het volgende geschreven:

Zoals afgesproken heb ik naar aanleiding van ons gesprek gisteren contact opgenomen met uw zuster in verband met de twee “koppen”.
Zij heeft aangegeven dat zij deze aan een derde op een vlooienmarkt heeft verkocht en dat deze persoon haar verder niet bekend is.
Uiteraard hebben zowel de notaris als ik haar erop geattendeerd dat zij dit niet had mogen doen, daar zij hiertoe niet de bevoegdheid had.
Ik betreur deze gang van zaken, maar het is helaas niet ongedaan te maken. (..)
3.9.
Op 25 september 2018 heeft deze medewerkster aan klager het overzicht van de ontvangsten en uitgaven die vanaf het overlijden hebben plaatsgevonden alsmede de (voorlopige) slotafrekening toegezonden. In dezelfde brief verzoekt de medewerkster klager om - bij akkoordbevinding - de bijgevoegde kwijtingsverklaring te tekenen en daarop zijn rekeningnummer in te vullen.
3.10.
Op 21 november 2018 heeft de medewerkster een gewijzigde slotafrekening gestuurd in verband met de vastgestelde aanslag erfbelasting. In de begeleidende brief meldt zij het volgende aan klager:

(..) Vriendelijk verzoek ik u de eerder toegezonden kwijtingsverklaring te ondertekenen en per post te retourneren.
Op 3 december a.s. zal ik de erfgenamen die akkoord zijn met de slotafrekening uitbetalen. Indien ik uw kwijtingsverklaring voor gemelde datum niet heb ontvangen, zal ik uw erfdeel in depot houden totdat u de kwijtingsverklaring hebt ondertekend. Eventuele na 3 december gemaakte kosten zullen hierop evenwel in mindering komen.
3.11.
Op 3 juni 2019 heeft de gemachtigde van klager een brief aan de notaris gestuurd met daarin een aantal vragen inzake de nalatenschap van erflater. De notaris heeft hierop gereageerd bij e-mail van 20 juni 2019 en zegt daarin onder andere het volgende over de uitbetaling van het erfdeel van klager:

(..) De reden dat het erfdeel van cliënt nog niet is overgemaakt, is gelegen in het feit dat hij niet bereid was/is de kwijtingsverklaring te ondertekenen. Alle andere erfgenamen hebben dit wel gedaan en zij hebben inmiddels dan ook hun erfdeel ontvangen. (..)

4.Standpunt van klager

De klacht van klager bestaat uit de volgende onderdelen.
4.1.
Klager verwijt de notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld door klager onvoldoende voor te lichten over de strekking van zijn werkzaamheden en de gevolgen daarvan en hem daarna onvoldoende op de hoogte te houden van de juridische afwikkeling.
4.2.
Volgens klager is de notaris onvoldoende waakzaam geweest ten aanzien van het behoud van de nalatenschap en is hij tekortgeschoten in het beheer van die nalatenschap.
4.3.
Klager en zijn broers zijn ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om de omvang van de nalatenschap feitelijk zelf te verifiëren.
4.4.
Klager klaagt over de hoogte van de rekening van de taxateur.
4.5.
Klager vindt het onredelijk dat hem niets is uitbetaald zonder dat hij tekent voor finale kwijting en dat er zelfs gedreigd wordt met depotkosten.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de notaris op alle onderdelen ongegrond verklaard.
5.2.
Het beroepschrift van klager, het ter zitting in hoger beroep verklaarde en de antwoorden op vragen van het hof geven het hof geen reden tot een andere beoordeling of motivering dan die van de kamer. Het hof verenigt zich dan ook op alle onderdelen met het oordeel van de kamer en de gronden waarop dat oordeel berust. Voorts stelt het hof vast dat de notaris met zijn brief van 22 november 2017 klager uitdrukkelijk heeft geïnformeerd dat hij pas werkzaamheden zou gaan verrichten nadat hij alle volmachten getekend zou hebben ontvangen. Daarmee heeft de notaris te kennen gegeven namens alle erfgenamen te willen optreden als boedelnotaris. Na ontvangst van deze brief heeft klager richting de notaris geen andere actie ondernomen - voor het in zijn ogen noodzakelijke beheer en behoud van de nalatenschap - dan het maken van de afspraak op 1 december 2017, tijdens welke bespreking hij de verklaring/volmacht heeft ondertekend. Door klager is niet gesteld dat hij de notaris op enig moment opdracht heeft gegeven meer te doen dan de notaris als opdracht had aanvaard en bevestigd.
5.3.
Ook zal het hof nog ingaan op het punt van de sleutels van de woning van erflater. Onweersproken is gebleven dat de zuster al voor het overlijden van erflater over de sleutels van de woning beschikte. De notaris heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij de zuster - in goed vertrouwen - in het bezit van deze sleutels heeft gelaten voor het leeghalen van de brievenbus en het verzorgen van de woning, omdat hij zelf te duur is voor dergelijke werkzaamheden. Het hof acht dit een alleszins te billijken beslissing van de notaris. Het hof is derhalve, net als de kamer, van oordeel dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld.
5.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, net als de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de notaris ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer derhalve bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, H.T. van der Meer en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021 door de rolraadsheer.