ECLI:NL:GHAMS:2021:1098

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
23-004464-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging plegen van (voetbalgerelateerd) geweld tegen goederen met oplegging van geldboete en voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, specifiek gericht op het meubilair van een lunchcafé in Amsterdam op 13 oktober 2018. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gooien van tafels en stoelen, wat aanzienlijke schade en overlast heeft veroorzaakt. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De politierechter had eerder een taakstraf van 60 uren opgelegd, maar het hof heeft besloten om een geldboete van € 750,00 op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren. Dit was bedoeld om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat deze vordering niet voldoende was onderbouwd en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De beslissing van het hof is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de kosten van de procedure verdeeld tussen de verdachte en de benadeelde partij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004464-19
datum uitspraak: 17 maart 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-012240-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1975,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [plek], in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, het terras van lunchcafé [café], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het meubilair (waaronder tafels en/of stoelen) en/of inventaris van voornoemd lunchcafé [café], welk geweld bestond uit het een of meer malen oppakken en/of gooien van voornoemde tafels en/of stoelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2018 te Amsterdam met anderen, op of aan een openbare weg, het terras van lunchcafé [café], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het meubilair (tafels en stoelen) van lunchcafé [café], welk geweld bestond uit het gooien van tafels en stoelen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,00, te vervangen door 15 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht om de verdachte een geldboete ter hoogte van € 500,00 op te leggen, eventueel te verhogen met 50 procent aangezien het voetbalgerelateerd geweld betreft.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van (voetbalgerelateerd) geweld tegen goederen op het terras van lunchcafé [café]. Het geweld bestond uit het gooien van tafels en stoelen in de richting van personen. Naast dat het geweld de gedupeerde veel schade en overlast heeft berokkend, zijn de camerabeelden van het incident schokkend en aanstootgevend. De verdachte heeft door zijn handelen actief bijgedragen aan het geweld en heeft daarmee laten zien geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Daarnaast heeft de verdachte bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij degenen die getuige zijn geweest van het geweld. Het hof rekent dit de verdachte aan.
In beginsel acht het hof een onvoorwaardelijke taakstraf, zoals opgelegd door de politierechter, passend. In hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman is aangevoerd over de persoonlijke situatie van de verdachte, ziet het hof echter aanleiding om hiervan af te wijken. Het hof zal een geldboete ter hoogte van 750,00 euro in combinatie met een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren opleggen. De voorwaardelijke taakstraf is mede bedoeld om de ernst van het feit te benadrukken en de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen. In het voorgaande ligt besloten dat naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan met het enkel opleggen van een geldboete.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.974,85, bestaande uit € 3.974,85 aan materiële schade (tafels en stoelen) en € 8.000,00 aan immateriële schade (omzetderving). Het hof begrijpt de kostenpost met betrekking tot de omzetderving als te zijn opgevoerd als materiële schade. Een deel van de materiële schade, ten bedrage van € 3.210,00, is reeds door de verzekeraar vergoed, zodat een vordering van totaal € 8.764,85 overblijft.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00 ter zake van “immateriële schade” (omzetderving). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 750,00, bestaande uit immateriële schade, met wettelijke rente, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring ter zake van het overige deel van de vordering.
De raadsman heeft de gehele vordering van de benadeelde partij betwist en heeft het hof verzocht om de vordering integraal niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof is van oordeel dat de (resterende) schade niet (voldoende) is onderbouwd. Mede gelet op de betwisting van de vordering van de benadeelde partij door de verdediging vergt de vordering nadere bewijslevering. Dit zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.A. van Eijk en mr. H.A.G. Nijman, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 maart 2021.
mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]