In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 oktober 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Polen in 1986 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld voor twee diefstallen, waaronder één door middel van braak. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 6 oktober 2020 en 3 maart 2021. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter.
De tenlastelegging in zaak A betrof de diefstal van blikjes bier en/of een reep chocolade uit een winkel in Amsterdam op 19 februari 2019. In zaak B werd de verdachte beschuldigd van de diefstal van een fiets op 17 september 2019. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, maar heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en een gedeeltelijk andere bewezenverklaring vastgesteld.
Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar is voor beide diefstallen, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de recente oplegging van een ISD-maatregel. Het hof heeft ook beslist over het in beslag genomen goed, waarbij een damesfiets moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende en andere voorwerpen aan de verdachte worden geretourneerd. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. J. Piena, die buiten staat was om te ondertekenen.