ECLI:NL:GHAMS:2021:1095

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
23-001762-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meerdere diefstallen en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 augustus 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1978 en verblijvende in een Forensisch Psychiatrisch Centrum, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere diefstallen en een bedreiging. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. De tenlastelegging omvatte vier zaken: in zaak A werd de verdachte beschuldigd van diefstal van een telefoon, in zaak B van bedreiging van een slachtoffer, in zaak C van diefstal van goederen uit een winkel, en in zaak D van diefstal van blikjes tonijn. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is schuldig bevonden aan drie diefstallen en één bedreiging, waarbij het hof de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging heeft genomen. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en was eerder onderworpen aan de ISD-maatregel. Het hof heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke, om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten na afloop van het ISD-traject. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001762-20
datum uitspraak: 17 maart 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2020 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-141863-19 (zaak A), 13-068043-20 (zaak B), 13-078699-20 (zaak C), 13-094050-20 (zaak D), alsmede 13-245031-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden te Poortugaal (volgens opgave van de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 maart 2021.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 13-141863-19):
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een telefoon (merk:Apple type:iPhone X), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak B (parketnummer 13-068043-20):
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen 'ik ga je steken' en/of 'ik maak je af' en/of 'ik maak je dood' en/of 'kom naar buiten dan steek ik je', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Zaak C (parketnummer 13-078699-20):
hij op of omstreeks 23 maart 2020 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland een of meerdere (verpakkingen) spekfakkels en/of spare ribs en/of (blikjes) tonijn (met een waarde van ongeveer 39,-- euro) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een of meerdere ma(a)l(en) met zijn arm in de richting van die [slachtoffer 3] te zwaaien en/of te bewegen (waardoor zijn hand/nagel de hand van die [slachtoffer 3] raakte) en/of te krabben en/of te krassen op de hand, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer 3].
Zaak D (parketnummer 13-094050-20):
hij op of omstreeks 6 april 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer blikjes tonijn, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij omstreeks 12 juni 2019 te Amsterdam een telefoon (Apple iPhone X), die toebehoorde aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak B:
hij op 15 maart 2020 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen 'ik ga je steken', 'ik maak je af', 'ik maak je dood' en 'kom naar buiten dan steek ik je'.
Zaak C:
hij op 23 maart 2020 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, spekfakkels, spareribs en blikjes tonijn (met een waarde van ongeveer 39 euro), die toebehoorden aan [winkel 1], heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak D:
hij op 6 april 2020 te Amsterdam blikjes tonijn, die toebehoorden aan [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A, zaak C en zaak D bewezenverklaarde levert telkens op:
diefstal.
Het in de zaak B bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak A, zaak B, zaak C en zaak D bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, aangezien aan de verdachte na onderhavige feiten onherroepelijk de ISD-maatregel is opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om aansluiting te zoeken bij de vordering van de advocaat-generaal en de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen. Diefstal is een misdrijf dat in het algemeen naast financiële schade ook hinder en overlast voor de gedupeerde veroorzaakt. Door aldus te handelen, heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Daarnaast heeft de verdachte een begeleider bij [instelling] bedreigd. De verdachte heeft daarmee gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeg gebracht. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 februari 2021 is de verdachte vele malen eerder ter zake van (winkel)diefstallen onherroepelijk veroordeeld, deels tot aanzienlijke gevangenisstraffen; twee keer is hem bovendien een ISD-maatregel opgelegd. Deze veroordelingen hebben hem niet ervan weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. Het hof weegt dit eveneens in zijn nadeel.
Het voorgaande brengt mee dat in beginsel enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur gerechtvaardigd is. Ter terechtzitting in hoger beroep is echter gebleken dat aan de verdachte, na het begaan van de onderhavige feiten, bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2020 - voor de derde keer! - de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren is opgelegd. Het hof acht het onwenselijk de verdachte na afronding van het ISD-traject te confronteren met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof ziet daarom termen aanwezig om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om zowel de ernst van de bewezenverklaarde feiten tot uitdrukking te brengen als de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst, na afloop van het ISD-traject, opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat om voornoemde redenen niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-245031-19)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw acht het hof termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A, zaak B, zaak C en zaak D tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak A, zaak B, zaak C en zaak D bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 7 april 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2020, parketnummer 13-245031-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. N. van der Wijngaart en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 maart 2021.
mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]