beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.285.765/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 15 maart 2021
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. Y. Wehrmeijeren
mr. L.H.J. Baijer, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. F.Th.P. van Voorst, kantoorhoudende te Zoetermeer,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. F.Th.P. van Voorst, kantoorhoudende te Zoetermeer.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Verzoekster, verweerster en belanghebbenden worden hierna respectievelijk aangeduid als [A] , [B] , [C] en [D] .
1.2 [A] heeft op 16 november 2020 een verzoekschrift met producties bij de Ondernemingskamer ingediend. Bij dit verzoekschrift heeft zij de Ondernemingskamer verzocht een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van [B] over de periode vanaf begin 2017. Daarbij heeft zij ook verzocht – samengevat – een aantal onmiddellijke voorzieningen te treffen, die zullen gelden voor de duur van de procedure, te weten (1) [C] en [D] als bestuurder van [B] te schorsen, (2) het besluit [A] als bestuurder van [B] te ontslaan te schorsen, althans (3) [A] opnieuw te benoemen als bestuurder en indien (1) niet wordt toegewezen een derde persoon te benoemen tot bestuurder van [B] met doorslaggevende stem, (4) een deel van de aandelen van [C] en [D] in het kapitaal van [B] over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder, (5) althans de stemrechten van [C] en [D] op te schorten en de uitgeroepen algemene vergadering op te schorten, (6) besluiten tot het uitkeren van managementvergoedingen en tot betaling van de advocaat van [C] en [D] buiten werking te stellen, of een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht. Ten slotte heeft zij verzocht om [K] en [H] , dan wel [B] te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.3 [B] , [C] en [D] hebben op 26 november 2020 gezamenlijk een verweerschrift met producties bij de Ondernemingskamer ingediend. Daarbij hebben zij de Ondernemingskamer verzocht [A] niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen en haar te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.4 Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 3 december 2020. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en (wat mr. Wehrmeijer betreft) onder overlegging van tevoren aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.
1.5 Ter zitting hebben partijen afgesproken in onderling overleg te bezien of zij een regeling konden treffen. Op 18 december 2020 hebben partijen de Ondernemingskamer laten weten daar niet in te zijn geslaagd en een uitspraak gevraagd. Op 21 december 2020 heeft mr. Van Voorst de Ondernemingskamer en de advocaten van [A] een e-mail gestuurd met het verzoek de inhoud daarvan bij de beoordeling te betrekken; mr. Baijer heeft namens [A] hiertegen op 7 januari 2021 bezwaar gemaakt omdat het inhoudelijk debat tussen partijen al was gesloten, waarna de Ondernemingskamer partijen op 8 januari 2021 heeft bericht geen acht te zullen slaan op de e-mail van 21 december 2020 van mr. Van Voorst wegens strijd met een goede procesorde.
2 De feiten
2.1[B] is op 29 oktober 2015 opgericht. [A] , [D] en [C] houden elk een derde deel van de aandelen in het geplaatste kapitaal van [B] en zij vormden tot het ontslag van [A] op 4 augustus 2020 samen het bestuur van [B] . [D] is als enige zelfstandig bevoegd [B] te vertegenwoordigen.
2.2[E] (hierna [E] ) is, evenals zijn zoon [F] , vennoot van de vennootschap onder firma [G] (hierna: [G] ) en houdt de aandelen in [A] en is haar bestuurder. Technisch ontwerper/bouwadviseur [H] (hierna: [H] ) houdt alle aandelen in en is bestuurder van [C] en [K] (hierna: [K] ) is bestuurder van [D] , een projectontwikkelaar.
2.3[B] drijft een onderneming die zich bezig houdt met het ontwikkelen van vastgoed ten behoeve van de woningbouw. Zij heeft geen werknemers in dienst. Voorafgaand aan de oprichting van [B] hebben [H] , [E] en [D] op 17 februari 2015 een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarin zij hebben vastgelegd dat zij voor gezamenlijke rekening en risico ieder hun inspanningen benodigd voor de ontwikkeling van woningbouwplannen om niet inbrengen in de op te richten vennootschap en dat [G] de bouw telkens binnen een vooraf vast te stellen budget zal realiseren, tenzij partijen overeenkomen dat het werk door [G] wordt uitbesteed aan een derde. Verder hebben zij vastgelegd dat zij het batig saldo na realisatie telkens gelijkelijk zullen delen. Partijen zijn het erover eens dat deze samenwerkingsovereenkomst ook na oprichting van [B] is blijven gelden.
2.4Naar aanleiding van het eerste gezamenlijke project, “Hof van Brederode” aan de Zegwaartseweg te Zoetermeer, is vanaf 2018 onenigheid ontstaan tussen [E] enerzijds en [K] en [H] anderzijds. Kort na de aanvang van dit project heeft [B] haar aandeelhouders een voorschot op de projectwinst uitgekeerd nadat enkele kopers hadden betaald voor de grond. [G] heeft tijdens dit project meer kosten gemaakt dan aanvankelijk voorzien.
2.5Op 15 januari 2019 heeft [G] [B] een factuur gestuurd voor “bijkomende kosten”, kosten van diverse onderaannemers met betrekking tot het project Hof van Brederode/Zegwaartseweg ten bedrage van in totaal ruim € 160.000.
2.6[K] heeft [H] , [E] en [F] op 24 januari 2019 onder meer het volgende gemaild: “
Heren, In aansluiting op hetgeen wij gisteren bespraken het volgende: Het hoeft geen nader betoog dat wij allemaal teleurgesteld zijn over het onverwachte negatieve resultaat van het plan Zegwaartseweg. We zijn er echter allemaal bij geweest dus is het fair dat wij dit verlies ook gezamenlijk nemen, en de zure appel maar zo snel mogelijk doorslikken”.
2.7Op 19 februari 2019 heeft [G] [B] een aangepaste factuur “bijkomende kosten Hof van Brederode” gestuurd, ditmaal tot een totaalbedrag van ruim € 146.000. Op 28 februari 2019 heeft [K] namens [B] een factuur ten bedrage van ruim € 625.000 verstuurd naar [G] met als omschrijving “
Eindsaldo Projekt Hof van Brederode”. Beide facturen zijn onbetaald gebleven.
2.8Op 23 oktober 2019 heeft [A] haar medebestuurders uitgenodigd voor een bestuursvergadering van [B] op 1 november 2019 om onder meer de financiële afwikkeling van het eerste project en de voortgang van twee andere projecten – “Bladgroen” en “Toverberg” – te bespreken, alsook inzicht te krijgen in de bankrekeningen, en verzocht zij hen mee te werken aan het bijeenroepen van een algemene vergadering. Op 30 oktober 2019 heeft [K] daarop, mede namens [H] , afwijzend gereageerd:
“(…)
Vanzelfsprekend zijn wij bereid om de informatie met jou te delen waarover[ [B] ]
beschikt. Indien je daar prijs op stelt zou ik die informatie, zoals bijvoorbeeld de bankafschriften, kunnen downloaden en aan jou toesturen. De administratie over 2018 ligt bij onze accountant (…), die ook jouw accountant is. Aan de vaststelling van de jaarrekening daarvan staat niets in de weg. De onderwerpen, die je aanstipt, betreffen bijna uitsluitend de samenwerking tussen [B] als projectontwikkelaar en jouw bouwbedrijf als aannemer. (…) Voor de agenda die jij nu voorstelt lijkt mij in ieder geval geen ruimte zonder het risico te lopen dat jij in een bestuursvergadering van [B] in een belangenconflict geraakt. Laat staan dat je in een algemene vergadering van aandeelhouders van [B] ook de uitvoering van een contractuele relatie met een derde, zoals [G] , aan de orde zou kunnen stellen. In beide gevallen zit jij daar dan bij deze agenda telkens met meer petten op. Daar heb ik geen zin in. (…) Er mankeert niets aan de informatievoorziening naar jou binnen [B] en [B] komt al zijn verplichtingen na. Dat kan de laatste tijd niet worden gezegd van [G] ; getekende aannemingsovereenkomst(en) worden bijvoorbeeld niet meer aan [B] geretourneerd. De afwikkeling via de notaris en uiteindelijk misschien ook wel onze samenwerking wordt daardoor door jou onnodig onder druk gezet.”
2.9Op 31 oktober 2019 heeft de accountant de conceptjaarrekening 2018 naar de bestuurders gemaild. Bij e-mail van 15 november 2019 heeft [K] de accountant verzocht in de concept jaarrekening een vordering van [B] op [G] van € 662.896,75 op te nemen als “Overlopende Activa” en daarnaast de post “Overlopende Passiva” te verhogen tot € 749.803,96. De accountant heeft diezelfde dag gevraagd om de onderliggende stukken van die twee aanpassingen. [K] heeft hem daarop een factuur van [C] ten bedrage van € 242.000 gestuurd voor “
ontwerpkosten, projectontwikkeling, tekenwerkzaamheden, acquisitie”, facturen van [D] voor onder meer “
kosten projectontwikkeling”en
“acquisitiewerkzaamheden” (ruim € 290.000) en “
kosten management” en “
aanbrengprovisie en aankooponderhandeling” (ruim € 195.000), alsmede de factuur van [G] van 19 februari 2019 (zie 2.7).
2.1Eveneens op 15 november 2019 heeft [K] de aandeelhouders van [B] uitgenodigd voor een algemene vergadering, waarbij naast de vaststelling van de jaarrekening 2018 het ontslag van [A] als bestuurder was geagendeerd.
2.11De accountant heeft op 21 november 2019 de opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening teruggegeven, omdat de informatieverstrekking door het bestuur “
niet compleet, niet nauwkeurig of anderszins onbevredigend is”.
2.12Op 22 november 2019 heeft [K] de aandeelhouders een aangepaste conceptjaarrekening 2018 gestuurd, waarin hij zelf de door hem gewenste aanpassingen (zie 2.9) heeft doorgevoerd.
2.13Bij brief van 26 november 2019 heeft mr. Wehrmeijer de bezwaren van [A] tegen het beleid en de gang van zaken van [B] kenbaar gemaakt, waaronder de wijze waarop de conceptjaarrekening 2018 is aangepast.
2.14Op 23 december 2019 is een gecombineerde bestuurs-/aandeelhoudersvergadering gehouden, waarin onder andere de conceptjaarrekening 2018 en de projecten Bladgroen en Toverberg zijn besproken. De algemene vergadering heeft de jaarrekening 2018 nog niet vastgesteld.
2.15Op 7 januari 2020 is de jaarrekening 2018 van [B] gedeponeerd bij het handelsregister als vastgesteld op 30 december 2019.
2.16In de notulen van de gecombineerde bestuurs-/aandeelhoudersvergadering van 21 februari 2020 is met betrekking tot het project Bladgroen onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Hiervoor is het van belang van [G] te vernemen of zij al dan niet voornemens is de bouw van dit project zelf ter hand te nemen en van bestuurder [E] een begroting van de bouwkosten te ontvangen. [E] geeft aan dat [G] deze bouw niet zelf ter hand zal nemen (…). [E] geeft aan dat hij zich er voor kan inzetten om aannemers te interesseren voor de bouw van het plan (…) en vraagt de overige bestuurders een paar aannemers te noemen. (…)”.
Voorts is gestemd over toekenning van een managementvergoeding aan [D] met ingang van 1 januari 2019; [A] stemde tegen, [D] en [C] stemden voor het voorstel. [D] heeft diezelfde dag creditfacturen gestuurd aan [B] tot een bedrag van € 466.664,26 en [C] heeft haar factuur van € 242.000 gecrediteerd (zie 2.9). De factuur van [D] betreffende “kosten management” over 2017 en 2018 heeft zij niet gecrediteerd. [B] heeft deze factuur enkele dagen na deze vergadering betaald.
2.17Op 21 maart 2020 heeft mr. Wehrmeijer een tweede bezwarenbrief gestuurd aan [B] .
2.18In mei en juni 2020 hebben partijen onder leiding van een mediator gesprekken gevoerd, maar tot afspraken over de verdere samenwerking zijn zij niet gekomen.
2.19Op 13 juli 2020 heeft [K] partijen opgeroepen voor een gecombineerde bestuurs- en aandeelhoudersvergadering op 4 augustus 2020. Op de agenda stonden onder meer het besluit de vordering op [G] met betrekking tot het project Hof van Brederode (zie 2.7) in rechte aanhangig te maken, het ontslag van [A] als bestuurder van [B] en het besluit geen nieuwe projecten meer aan te nemen, gelet op de moeizame verhoudingen tussen de aandeelhouders/bestuurders. Partijen zouden dan vrij zijn om zich buiten [B] met soortgelijke projecten bezig te houden. Mr. Wehrmeijer heeft daarop te kennen gegeven dat [E] op de voorgestelde datum op vakantie was en bij terugkeer beschikbaar zou zijn voor een bestuursvergadering waarin een besluit kan worden genomen tot het uitroepen van een buitengewone aandeelhoudersvergadering. Op 4 augustus 2020 is de gecombineerde vergadering desondanks doorgegaan.
2.2Bij e-mail van 10 augustus 2020 is namens [B] een besluitenlijst van de gecombineerde vergadering van 4 augustus 2020 verstuurd naar [A] . Deze houdt onder meer de volgende besluiten in:
1. Er worden (voorlopig) geen nieuwe projecten ontwikkeld binnen de vennootschap.
2. Er wordt een vordering ingesteld tegen [G] , [A] en de heer [E] ter zake van het project Zegwaartseweg te Zoetermeer.
(...)
4. De aan bestuurder [D] over de jaren 2017 en 2018 toe te kennen managementvergoeding vast te stellen op € 18.000,--.
5. [A] te ontslaan als bestuurder van de vennootschap.
6. Behalve project Bladgroen (welke stil ligt vanwege beslag) zijn er geen toekomstige projecten.
(…)
8. De factuur van [E] is reeds betaald door middel van verrekening met de vordering van [B] op [G] zoals blijkt uit de afrekening + factuur van [B] d.d. 28-2-2019. [E] heeft derhalve geen vordering op [B] .
2.21[A] is per 4 augustus 2020 uitgeschreven uit het handelsregister als bestuurder van [B] .
2.22Bij dagvaarding van 11 augustus 2020 heeft [E] Bouwbedrijf gevorderd dat de rechtbank Gelderland [B] veroordeelt tot betaling van het bedrag van haar onder 2.7 vermelde factuur, met rente en kosten. Daaraan voorafgaand had zij een aantal conservatoire beslagen doen leggen, onder meer onder de Rabobank.
2.23Bij dagvaarding van 8 september 2020 heeft [B] gevorderd dat de rechtbank Gelderland [G] en haar vennoten hoofdelijk veroordeelt een bedrag van ruim € 800.000 te betalen aan [B] . Daaraan voorafgaand was namens [B] beslag gelegd op woonhuizen en bankrekeningen van [E] en [F] , op hun zakelijke bankrekeningen en onder derden.
2.24De appartementen van het project Bladgroen worden sinds oktober 2020 via Funda.nl te koop aangeboden. Project Toverberg is in aanbouw.
2.25Op 13 oktober 2020 hebben [A] en [G] conservatoir bewijsbeslag doen leggen op onder meer de administratie van [B] .