ECLI:NL:GHAMS:2021:104
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in hoger beroep met opheffing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 juni 2020. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarbij hij was veroordeeld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 december 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om dezelfde straf als in eerste aanleg opgelegd, en om schorsing van de voorlopige hechtenis tot aan de uitspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de behandeling in hoger beroep geen andere overwegingen of beslissingen heeft opgeleverd dan die van de eerste rechter. Daarom bevestigt het hof het vonnis waarvan beroep. Het hof oordeelt dat de argumenten van de verdachte in het kader van de strafmaat niet voldoende gewicht hebben om een andere straf te rechtvaardigen dan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die eerder was opgelegd. Echter, het hof heeft wel besloten om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, zodat de verdachte in vrijheid kan afwachten of er een beroep in cassatie wordt ingesteld. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters J.J.I. de Jong, N.A. Schimmel en J.W.P. van Heusden, en is uitgesproken op de openbare zitting van 8 december 2020.