ECLI:NL:GHAMS:2021:1035
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- I.A. Haanappel-van der Burg
- G.C. Boot
- S. Garben
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van weigering beslagverlof in hoger beroep en toewijzing van verzoek tot conservatoir beslag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een beslagverlof door de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De appellante, Stichting Wooncompagnie, had verzocht om verlof tot het leggen van conservatoir beslag onder derden, ter verzekering van een vordering van € 424.091,-. De voorzieningenrechter had het verzoek afgewezen, omdat zij van mening was dat de vordering van Wooncompagnie niet summierlijk deugdelijk was. Wooncompagnie was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter de verkeerde maatstaf had toegepast bij de beoordeling van het verzoek om beslagverlof. Volgens artikel 700 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de voorzieningenrechter te beslissen na summier onderzoek, waarbij summierlijk moet blijken van de deugdelijkheid van de vordering. Het hof concludeerde dat Wooncompagnie voldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd die de deugdelijkheid van haar vordering aantonen. Daarom werd het verzoek tot beslagverlof toegewezen.
De beslissing van het hof houdt in dat de bestreden beschikking van de voorzieningenrechter werd vernietigd en dat Wooncompagnie nu verlof heeft gekregen voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van Fihuma Isolatie B.V. De vordering waarvoor het beslagverlof wordt verleend, inclusief rente en kosten, is begroot op € 424.091,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.