ECLI:NL:GHAMS:2021:1035

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
200.290.088/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van weigering beslagverlof in hoger beroep en toewijzing van verzoek tot conservatoir beslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een beslagverlof door de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De appellante, Stichting Wooncompagnie, had verzocht om verlof tot het leggen van conservatoir beslag onder derden, ter verzekering van een vordering van € 424.091,-. De voorzieningenrechter had het verzoek afgewezen, omdat zij van mening was dat de vordering van Wooncompagnie niet summierlijk deugdelijk was. Wooncompagnie was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.

Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter de verkeerde maatstaf had toegepast bij de beoordeling van het verzoek om beslagverlof. Volgens artikel 700 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de voorzieningenrechter te beslissen na summier onderzoek, waarbij summierlijk moet blijken van de deugdelijkheid van de vordering. Het hof concludeerde dat Wooncompagnie voldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd die de deugdelijkheid van haar vordering aantonen. Daarom werd het verzoek tot beslagverlof toegewezen.

De beslissing van het hof houdt in dat de bestreden beschikking van de voorzieningenrechter werd vernietigd en dat Wooncompagnie nu verlof heeft gekregen voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van Fihuma Isolatie B.V. De vordering waarvoor het beslagverlof wordt verleend, inclusief rente en kosten, is begroot op € 424.091,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.290.088/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: HH/RS
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 april 2021
inzake
STICHTING WOONCOMPAGNIE,
gevestigd te Hoorn,
appellante,
advocaat: mr. K. Hollenberg te Alkmaar,
tegen
FIHUMA ISOLATIE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Wooncompagnie en Fihuma genoemd.
Wooncompagnie is bij verzoekschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 11 februari 2021, onder aanvoering van grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) op 28 januari 2021 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking). Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en het verzoek van Wooncompagnie haar vordering inclusief rente en kosten voorlopig te begroten op € 424.091,- en haar verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir derdenbeslag.
Fihuma is niet opgeroepen.
Op 2 april 2021 heeft Wooncompagnie bij monde van mr. K. Straathof, advocaat te Haarlem, telefonisch nadere vragen van het hof beantwoord.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1
Wooncompagnie heeft bij verzoekschrift met producties van 21 januari 2021 verlof van de voorzieningenrechter verzocht voor het leggen van conservatoir beslag onder derden. Aan haar verzoek heeft Wooncompagnie een gepretendeerde vordering van € 326.223,68 ter zake van schadevergoeding, althans onverschuldigde betaling, althans ongerechtvaardigde verrijking ten grondslag gelegd. Op 28 januari 2021 heeft Wooncompagnie op verzoek van de voorzieningenrechter een aangepast verzoekschrift met aanvullende producties ingediend.
2.2
Aan haar verzoek heeft Wooncompagnie ‒ verkort weergegeven ‒ de volgende stellingen ten grondslag gelegd. Wooncompagnie en Fihuma hebben op 16 maart 2016 een overeenkomst gesloten over het uitvoeren van isolatiewerkzaamheden aan ongeveer duizend huurwoningen van Wooncompagnie. Op 11 november 2016 is een aanvullende overeenkomst gesloten, inhoudende dat Fihuma ook dakisolatiewerkzaamheden zou uitvoeren. De werkzaamheden zijn van maart 2017 tot en met september 2018 uitgevoerd. Later is Wooncompagnie gebleken dat bij tientallen woningen de daken onvolledig zijn geïsoleerd en er te weinig isolatiemateriaal is aangebracht waarvoor wel is betaald, omdat Fihuma de isolatiewerkzaamheden aan het dak foutief en onvolledig heeft uitgevoerd.
2.3
Bij haar (aanvullende) verzoekschrift heeft Wooncompagnie als productie overgelegd de dagvaarding van 6 augustus 2020, waarbij Wooncompagnie Fihuma over de uitvoering van de isolatiewerkzaamheden heeft gedagvaard bij de rechtbank Amsterdam (rolnummer C/13/689776). Tevens heeft Wooncompagnie de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie van 28 oktober 2020 van Fihuma overgelegd. Hieruit blijkt dat Fihuma tegen de vordering van Wooncompagnie verweer heeft gevoerd, onder meer inhoudende dat (i) de werkzaamheden volgens de opleverrapportages deugdelijk zijn uitgevoerd, (ii) het niet de bedoeling was dat alle zolders volledig geïsoleerd zouden worden en (iii) er tijdens de projectperiode (en dus niet eerder) geen klachten of gebreken bekend waren en dat Wooncompagnie begin 2019 tijdens de oplevering geen gebreken heeft gemeld, waarmee Fihuma niet meer aansprakelijk is voor eventuele schade. Voorts heeft Fihuma gesteld een vordering op Wooncompagnie te hebben, nu niet alle facturen betaald zijn. Desgevraagd heeft Wooncompagnie medegedeeld dat op 17 februari 2021 de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
2.4
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van Wooncompagnie afgewezen. Hieraan heeft zij ‒ verkort weergegeven ‒ de volgende overwegingen ten grondslag gelegd. Uit het verzoekschrift en de producties blijkt dat de standpunten van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. In het kader van het beslagverlof heeft de voorzieningenrechter niet kunnen beoordelen welke partij het gelijk aan haar zijde heeft. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de vordering van Wooncompagnie summierlijk deugdelijk is, aldus de voorzieningenrechter.
2.5
In hoger beroep heeft Wooncompagnie gegriefd tegen de onder 2.4 weergegeven overwegingen van de voorzieningenrechter, omdat volgens Wooncompagnie het verzoek is beoordeeld aan de hand van een verkeerde maatstaf. Deze grief slaagt en daartoe is het volgende redengevend. Of grond bestaat voor verlening van verlof tot het leggen van beslag zoals door Wooncompagnie verzocht, moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf neergelegd in artikel 700 lid 2 Rv. Daarin is bepaald dat de voorzieningenrechter beslist na summier onderzoek. Dat onderzoek vereist dat op grond van de stellingen van de verzoeker en hetgeen deze ter onderbouwing daarvan heeft aangevoerd, summierlijk moet blijken van de deugdelijkheid van de vordering tot verzekering waarvan het beslag strekt. Het is daarbij aan de verzoeker om feiten en omstandigheden te stellen die summierlijk de deugdelijkheid van de door hem gestelde vordering aantonen. Het voorgaande brengt niet mee dat de voorzieningenrechter bij de beoordeling van het verzoek om beslagverlof een voorlopig oordeel moet geven over de gegrondheid van die vordering, maar wel dat hij na het door artikel 700 lid 2 Rv bepaalde summiere onderzoek de deugdelijkheid daarvan zal moeten kunnen aannemen. In hoger beroep is het hof aan dezelfde maatstaf gebonden (ECLI:NL:GHAMS:2019:3376, r.o. 3.3).
2.6
Gelet op hetgeen Wooncompagnie in haar (aangepaste) verzoekschrift en producties heeft aangevoerd is het hof, gelet op artikel 700 lid 2 Rv, van oordeel dat summierlijk blijkt van de deugdelijkheid van de vorderingen van Wooncompagnie op Fihuma tot verzekering waarvan het beslag strekt. Het verzoek van Wooncompagnie zal daarom worden toegewezen op de volgende wijze.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
en opnieuw rechtdoende:
verleent verlof voor het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van Fihuma onder:
- Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te [vestigingsplaats] ;
- ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ;
- [A] Bouw B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ;
- [B] Bouw B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ;
- [C] Dakbedekkingen B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ;
- [D] Dakbedekkingsbedrijf B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ;
- Fresch Real Estate Nieuwegein C.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ;
- Dakbedekkingsbedrijf [E] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] en
- [F] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ;
begroot de vordering waarvoor het beslagverlof wordt verleend, met inbegrip van rente en kosten, op € 424.091,00;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, G.C. Boot en S. Garben en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 april 2021.