ECLI:NL:GHAMS:2021:1033
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep ontruiming van woning en huurbescherming onderhuur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door [appellante] tegen de woningstichting Rochdale. [Appellante] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de vordering van Rochdale tot ontruiming van de woning van [appellante] is toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat [appellante] zonder recht of titel in de woning verbleef, omdat de huurovereenkomst met [X] was opgezegd. In hoger beroep heeft [appellante] betoogd dat zij als onderhuurder recht had op huurbescherming op basis van artikel 7:269 BW. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellante] niet als onderhuurder kan worden aangemerkt, omdat [X] zijn hoofdverblijf in de woning had op het moment dat [appellante] daar woonde. Het hof heeft ook overwogen dat de afspraken die in december 2019 zijn gemaakt tussen [appellante] en Rochdale, waarbij [appellante] instemde met een ontruimingstermijn, niet in strijd zijn met het dwingendrechtelijke karakter van artikel 7:269 BW. Het hof heeft de grieven van [appellante] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellante] is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.