Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[X] BEHEER B.V.,
[Y] B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling in hoger beroep
Dit heeft tot gevolg dat de vordering van [appellante] tegen [geïntimeerde sub 1] en [Y] hoofdelijk toegewezen kan worden. Dat is anders als aangenomen moet worden dat uit het samenwerkingsverband voortvloeit dat [appellante] jegens [Y] was gehouden ervoor te zorgen dat de aansprakelijkheid voor beroepsfouten verzekerd zou zijn en het ontbreken van dekking onder de verzekering voor de schade die als gevolg van de onderhavige beroepsfout is ontstaan aan een tekortkoming van [appellante] is te wijten.
claims madedekking. Dit houdt in dat slechts dekking wordt geboden indien de aanspraak op schadevergoeding tijdens de geldigheidsduur van de verzekering voor de eerste maal is ingesteld en tijdens de geldigheidsduur van de verzekering (of korte tijd daarna) schriftelijk bij de verzekeraar is aangemeld. [A] heeft bij brief van 9 maart 2018 Caron & Co Makelaars o.g. aansprakelijk gesteld en schadevergoeding gevorderd. De vordering is daarmee ná de geldigheidsduur van de verzekering ingesteld, zodat niet is voldaan aan de voorwaarden voor dekking onder de verzekering. [appellante] stelt dat voor de aanspraak van [A] wel dekking zou hebben bestaan als [geïntimeerden] na de beëindiging van de verzekering zelf een nieuwe
claims madeverzekering met inloopdekking had gesloten. Doordat dit niet is gebeurd, dient [geïntimeerden] volgens [appellante] de schade zelf te dragen.
claims madeverzekering is dat ten tijde van de beroepsfout een beroepsaansprakelijkheidsverzekering van kracht was. Volgens [geïntimeerden] was dat niet het geval en is dit aan [appellante] te wijten. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij aangevoerd dat de verzekering voor het samenwerkingsverband op 1 februari 2016 is ingegaan, terwijl de beroepsaansprakelijkheidsverzekering bij de BAVAM die daaraan voorafgaand van toepassing was, al per 1 juli 2015 is beëindigd. De beroepsfout van [geïntimeerde sub 1] is gemaakt op 30 oktober 2015, dus gedurende de periode dat geen verzekering van kracht was. [geïntimeerden] heeft verder aangevoerd dat [appellante] ten onrechte na de beëindiging van de verzekering per 31 december 2017 geen uitlooprisico’s heeft verzekerd. Ook deze tekortkoming leidt volgens [geïntimeerden] ertoe dat voor de beroepsfout geen dekking is. Bij het tussenarrest is [appellante] in de gelegenheid gesteld op deze twee nieuwe stellingen te reageren.
[appellante] heeft verder onder meer toegelicht dat de samenwerking medio 2015 is begonnen en dat ieder toen nog een eigen beroepsaansprakelijkheidsverzekering had lopen bij de BAVAM. Pas eind 2015 – na de beroepsfout – is binnen het samenwerkingsverband de wenselijkheid van een gezamenlijke verzekering aan de orde gekomen. Die verzekering is uiteindelijk met ingang van 1 februari 2016 van kracht geworden. [appellante] heeft in verband daarmee haar eigen verzekering bij de BAVAM op 27 januari 2016 beëindigd.
[geïntimeerden] laat echter buiten bespreking dat in dit geding als vaststaand ervan moet worden uitgegaan dat [geïntimeerde sub 1] persoonlijk een beroepsfout heeft gemaakt jegens [A] . [appellante] is alleen tot schadevergoeding aangesproken omdat [geïntimeerde sub 1] onder haar handelsnaam is opgetreden. Doordat [geïntimeerden] dit aspect van de zaak onbesproken laat, kan niet ervan worden uitgegaan dat de beroepsfout van [geïntimeerde sub 1] niet was verzekerd onder zijn eigen verzekering bij de BAVAM.