Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
200.255.592/01
1.MARSARE B.V.,
FORTALEZA VASTGOED B.V.
200.254.805/01
1.VOF [adres 2] HANDELEND ONDER DE NAAM [naam] ,
[huurder 1],
[X] B.V.
1.VVE GEBOUW [adres 1] TE [plaats] ,
MARSARE B.V.,
FORTALEZA VASTGOED B.V.
1.Het geding in hoger beroep in beide zaken
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Marsare c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep.
200.254.805/01is de Vof c.s. bij arrest van dit hof van 14 mei 2019 niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering in hoger beroep jegens Marsare c.s. Kennelijk is ook bij dit arrest de uitspraak over de proceskosten aangehouden. Voor het verloop van het geding tot deze datum wordt verwezen naar dit arrest.
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van de VvE in de kosten van het geding in hoger beroep.
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van de vof c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep.
2.De feiten in beide zaken
a. Het gebouw [adres 1] te [plaats] (hierna: het pand) is op 17 augustus 2007 gesplitst in appartementsrechten. Op dat moment was Marsare c.s. eigenaar van het gehele pand. Marsare c.s. heeft de VvE opgericht. De appartementen op de verdiepingen 1 tot en met 4 zijn vervolgens verkocht. Marsare c.s. bleef eigenaar van het appartementsrecht op de begane grond.
b. In de akte “Splitsing in appartementsrechten [adres 1] ” (hierna: de splitsingsakte) van 17 augustus 2007 is het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten van 17 januari 2006 (hierna: het Modelreglement) van toepassing verklaard en staat daarover verder, voor zover relevant:
Op de tekst van het modelreglement worden hierbij de navolgende aanvullingen en/of wijzigingen vastgesteld: (…)
Artikel 25Lid 1 wordt gewijzigd in:
“Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé-gedeelte te gebruiken overeenkomstig de bestemming”.
De bestemming is voor het op de begane grond gelegen privé-gedeelte: bedrijfs-/-winkelruimte en voor elk der overige privé-gedeelten: woning voor privé-doeleinden.
Het is toegestaan, mits met inachtneming van de daarvoor geldende gemeentelijke bepalingen, mede een kantoor- of beroepsruimte voor eigen gebruik in de woning te hebben.
Het is niet toegestaan in de privé-gedeelten beroepen of bedrijfsmatige activiteiten op het gebied van de horeca en/of erotiek uit te oefenen, noch daarin gelegenheid te geven tot het (doen) uitoefenen van gokspelen. (…)”
c. In het Modelreglement staat onder meer:
“(…)
Artikel 21. De eigenaars en de gebruikers moeten zich overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid jegens elkander gedragen. Iedere eigenaar en gebruiker dient voorts de bepalingen van het reglement, het eventuele huishoudelijk reglement, de eventuele regels als bedoeld in artikel 5:128 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, en overige tussen hen krachtens wet of gewoonte bestaande regels voor zover die op hem betrekking hebben, na te leven. (…)
Artikel 261. De vloerbedekking van de privé gedeelten dient van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. Met name is het niet toegestaan parket of stenen vloeren aan te brengen, tenzij dit geschiedt met inachtneming van normen die bij huishoudelijk reglement of door de vergadering zijn vastgesteld en zodanig dat geen onredelijke hinder kan ontstaan voor de overige eigenaars en/of gebruikers.
2. De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen open vuur/haardinstallaties aanleggen.
3. Bestaande situaties ten tijde van de splitsing dienen te worden geduld. (…)”
d. In de ‘Akte wijziging splitsing in appartementsrechten [adres 1] te [plaats] ’ van 1 december 2014 staat onder meer:
“(…)
ALGEMEENDe gerechtigde heeft besloten over te gaan tot wijziging van de akte van splitsing in appartementsrechten betreffende het gebouw bestaande uit een bedrijfs-/ winkelruimte en vier afzonderlijke bovenwoningen met de daarbij behorende grond, plaatselijk bekend [adres 1] (…)
HET REGLEMENT(…)
Op de tekst van het model-reglement worden hierbij de navolgende aanvullingen en/of wijzigingen vastgesteld:
Artikel 8(…)
De overige inhoud van de akte van splitsing in appartementsrechten blijft ongewijzigd.(…)”
e. Op basis van huurovereenkomsten waren in het pand op de begane grond achtereenvolgens de ondernemingen gevestigd genaamd “ [onderneming 1] ” van 1 mei 2006 tot en met 1 februari 2007, “ [onderneming 2] ” van 6 maart 2007 tot en met 21 april 2010, “ [onderneming 3] ” van 8 februari 2010 tot en met 17 juni 2011 en “ [onderneming 4] ” van 31 mei 2010 tot en met 23 januari 2017.
f. Tussen Marsare c.s. als verhuurder en [huurder 2] en [huurder 1] als huurders is per 1 januari 2017 een huurovereenkomst gesloten voor een periode van vijf jaar met betrekking tot de bedrijfsruimte gelegen op de begane grond in het pand, met kelder en bijbehorende woning (hierna: het gehuurde). In artikel 1.3 van de huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde zal worden bestemd om te worden gebruikt als ““wijnhuis” een café met speciale wijnen”.
g. De Vof exploiteert sinds eind mei 2017 in het gehuurde een wijnbar. [huurder 1] en [X] zijn de vennoten van de Vof.
3.De beoordeling in beide zaken
I. voor recht te verklaren dat het bepaalde in artikel 25 van de akte van splitsing voor het gebouw [adres 1] te [plaats] , verleden op 17 augustus 2007, meer in het bijzonder waar staat:
“Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé-gedeelte te gebruiken overeenkomstig de bestemming.
De bestemming is voor het op de begane grond gelegen privé-gedeelte bedrijfs-/- winkelruimte en voor elk der overige privé-gedeelten: woning voor privé-doeleinden.
(…)
Het is niet toegestaan in de privé-gedeelten beroepen of bedrijfsmatige activiteiten op het gebied van de horeca en/of erotiek uit te oefenen, noch daarin gelegenheid te geven tot het (doen) uitoefenen van gokspelen”
de eigenaren en de gebruikers van het privé-gedeelte op de begane grond bindt, zoals het ook de eigenaars van andere privé-gedeelten bindt;
II. appellanten te verbieden de begane grond van het gebouw [adres 1] te gebruiken of te laten gebruiken als café-restaurant, wijnbar, café of andersoortige horeca-gelegenheid;
III. appellanten te gebieden het gebruik van het gebouw [adres 1] als café-restaurant, wijnbar, café of andersoortige horeca-gelegenheid te staken en gestaakt te houden;
IV. aan de verboden en geboden een dwangsom te verbinden van € 100.000,00 voor iedere overtreding die na betekening van het vonnis wordt geconstateerd, te vermeerderen met een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt en
V. appellanten hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten.
I. de VvE te bevelen alle aanwezige leidingen onder het appartementsrecht op de eerste verdieping te (doen) verwijderen en verwijderd te houden althans te verplaatsen overeenkomstig het Bouwbesluit en de Bouwverordening, binnen zes weken na het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van elke dag dat de VvE met dit bevel in gebreke zal blijven;
II. vervangende goedkeuring dan wel rechterlijke machtiging te verlenen voor:
1. het verplaatsen van de ingang van de horecabedrijfsruimte op de begane grond van het pand [adres 2] aan de lange voorzijde van het object grenzend aan [straatnaam] naar de hoek van het object aan de [adres 1] ;
2. het aangaan en voortzetten van de onderhavige huurovereenkomst (en algemene bepalingen), danwel te verklaren voor recht dat de verplaatsing van de ingang en de onderhavige huurovereenkomst niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn;
III. de VvE te veroordelen in de proces- en nakosten.
- voor zover hen aangaande - Marsare c.s. in de zaak met nummer
200.255.592/01met dertien grieven en de Vof c.s. in de zaak met nummer
200.254.805/01met negen grieven op in principaal appel. De VvE heeft in beide zaken in incidenteel appel een (gelijkluidende) grief tegen de motivering van de beslissingen opgeworpen.
de grieven 7 tot en met 9 in principaal appelheeft Marsare c.s. zich opnieuw gekeerd tegen een door de rechtbank gehanteerde maatstaf. Volgens Marsare c.s. moet niet worden getoetst of de vordering tot nakoming van het horecaverbod naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zoals door de rechtbank is gedaan, maar dient te worden beoordeeld of de VvE zich jegens Marsare c.s. met deze vordering niet gedraagt overeenkomstig de eisen van de redelijkheid en billijkheid, zoals artikel 2 onder 1 van het Modelreglement voorschrijft. Deze bepaling stemt overeen met het bepaalde in artikel 2:8 eerste lid BW en doet geen afbreuk aan de toepasselijkheid van de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid op grond van het tweede lid van artikel 2:8 BW. Artikel 2:8 BW is op grond van artikel 5:124 BW van toepassing op de vereniging van eigenaars. De rechtbank heeft ook hier de juiste maatstaf gehanteerd. De grieven falen daarom in zoverre.
de tiende grief in principaal appelheeft Marsare c.s. naar voren gebracht dat het voor haar onmogelijk is om te voldoen aan het opgelegde verbod en gebod, omdat zij de begane grond heeft verhuurd aan [huurder 2] en [huurder 1] en het daarom niet in haar macht is deze onderdelen van het vonnis na te leven. Ook deze grief slaagt niet. Marsare c.s. heeft wel degelijk macht over de begane grond, aangezien zij appartementseigenaar is. Zij kan en dient ervoor te zorgen dat haar huurders het niet toegestane gebruik beëindigen. De gevolgen daarvan voor [huurder 2] en [huurder 1] , respectievelijk de Vof c.s., zijn verstrekkend, maar dat is een kwestie die speelt tussen Marsare c.s. en haar huurders en de Vof c.s. De VvE staat hierbuiten.
de elfde grief in principaal appelheeft Marsare c.s. bepleit dat de opgelegde ontruimingstermijn van acht dagen te kort is en de opgelegde dwangsom van € 50.000,- per overtreding te hoog evenals het te verbeuren maximum aan dwangsommen van € 500.000,-. Er moet een heel bedrijf met personeel worden opgeheven, aldus Marsare c.s. Het verbod ziet echter slechts op het gebruik van de begane grond als horecagelegenheid en het gebod op het staken en gestaakt houden van dat gebruik. Marsare c.s. heeft niet uitgelegd waarom daaraan niet voor de achtste dag na betekening van de uitspraak zou kunnen worden voldaan. De hoogte van de dwangsom zoals gematigd en gemaximeerd, oordeelt ook het hof in de gegeven omstandigheden aangewezen. Ook deze grief heeft dus geen succes.
De twaalfde grief in principaal appelkaart aan dat het verbod en het gebod in elkaars verlengde liggen en daarmee voor dezelfde overtreding de dwangsom dubbel is opgelegd. Uit de omstandigheid dat het verbod (dictum 5.2) en het gebod (dictum 5.3) in elkaars verlengde liggen en vervolgens in het dictum onder 5.4 apart de dwangsom is geformuleerd die Marsare c.s. moet betalen voor iedere afzonderlijke overtreding, blijkt onmiskenbaar dat Marsare telkens één keer de boete van € 50.000,- is verschuldigd voor iedere afzonderlijke overtreding; niet dat twee keer € 50.000,- wordt verbeurd indien een en hetzelfde handelen/nalaten van Marsare c.s. kan worden bestempeld als een schending van zowel het gebod als het verbod, zoals Marsare c.s. kennelijk voor ogen staat. Grief 12 berust op een onjuiste lezing van het vonnis en faalt dan ook.
een grief in incidenteel appelopgeworpen tegen de motivering van de beslissing. Met deze grief is het hierboven onder 3.9 al vermelde bezwaar opgeworpen tegen de aanduiding van de onder 2.e genoemde ondernemingen als horecagelegenheden. Dit is in principaal appel al aan de orde geweest. Omdat de VvE kennelijk slechts voor ogen stond haar stelling uit de eerste aanleg via een grief in incidenteel appel onder de aandacht van het hof te brengen, is geen plaats voor een kostenveroordeling in incidenteel hoger beroep.