ECLI:NL:GHAMS:2020:974

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
23-002743-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens heling van gestolen goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Irak in 1997, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor heling van gestolen goederen. De tenlastelegging betrof de verwerving en het voorhanden hebben van een telefoon, een Playstation 4 en een JBL Speaker, waarvan de verdachte zou hebben geweten dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de goederen had aangeboden bij een tweedehands winkel, op verzoek van een minderjarige jongen uit zijn buurt. Hij had zich daarbij geïdentificeerd en een bonnetje ontvangen voor de goederen, die gecontroleerd zouden worden op diefstal.

Het hof heeft de verklaring van de verdachte als geloofwaardig en aannemelijk beoordeeld. De verdachte had openheid van zaken gegeven aan de politie en de naam en het adres van de jongen doorgegeven. Gezien deze omstandigheden oordeelde het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om gestolen goederen ging. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast was er een vordering van een benadeelde partij tot schadevergoeding, die in eerste aanleg niet-ontvankelijk was verklaard. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich opnieuw gevoegd voor een deel van de oorspronkelijke vordering. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft bepaald dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002743-19
datum uitspraak: 6 maart 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15‑175130-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 25 februari 2017 tot en met 27 februari 2017 te Haarlem, (een) goed/goederen te weten een telefoon (type HTC One), Playstation 4 en/of JBL Speaker heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed/goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed/goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vrijspraak
De verdachte heeft op 27 februari 2017 goederen aangeboden bij tweedehands goederenwinkel [winkel]. Die goederen bleken gestolen te zijn.
De verdachte heeft verklaard dat een jongen – die de verdachte kende uit zijn buurt – hem had gevraagd de goederen bij [winkel] te verkopen omdat hij dat zelf niet kon omdat hij minderjarig was. De verdachte wilde behulpzaam zijn en heeft de goederen toen afgegeven bij [winkel]. Daarbij legitimeerde de verdachte zich met zijn identiteitsbewijs en kreeg hij een bonnetje waarmee geld kon worden opgehaald, nadat [winkel] zou hebben gecontroleerd of de goederen niet als gestolen te boek stonden. De verdachte heeft het bonnetje afgegeven aan de desbetreffende jongen, aldus de verdachte.
Het hof acht de verklaring van de verdachte aannemelijk. De verdachte heeft ook direct openheid van zaken gegeven bij de politie en direct de naam en het adres van de jongen bekendgemaakt.
Onder die omstandigheden is het hof met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Het hof zal de verdachte vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.502,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor een deel van de oorspronkelijke vordering, te weten € 1.365,00.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 maart 2020.